Hoe leven en leren jongeren met nieuwe media

Na drie jaar van onderzoek heeft MIT onlangs een boek gepubliceerd over hoe jongeren leven en leren met nieuwe media.

Conventional wisdom about young people’s use of digital technology often equates generational identity with technology identity: today’s teens seem constantly plugged in to video games, social networks sites, and text messaging. Yet there is little actual research that investigates the intricate dynamics of youth’s social and recreational use of digital media. Hanging Out, Messing Around, and Geeking Out fills this gap, reporting on an ambitious three-year ethnographic investigation into how young people are living and learning with new media in varied settings—at home, in after school programs, and in online spaces.

Door te focussen op de praktijk in het gebruik van nieuwe media binnen de alledaagse context geeft het boek de relatie weer van jongeren en nieuwe media. Hiermee gaat het boek verder dan alleen te kijken naar media- en technologie trends en hoe jongeren hierop reageren.
Met behulp van 23 verschillende casestudies zoeken de auteurs naar groep dynamiek en verdieping in de analyses.

De hoofdstukken zijn onderverdeeld in:

  • Media Ecologies
  • Friendship
  • Intimacy
  • Families
  • Gaming
  • Creative Production
  • Work

Ik heb het boek nog niet gelezen, alleen door heen gebladerd, maar hij staat zeker op mijn toread lijstje. De voorbeelden die gegeven worden van jongeren die zijn geïnterviewd voor het onderzoek (bijvoorbeeld een dag in het leven van een 12-jarige, een msn-achtige conversatie, etc) geven een kijkje in het leven van de jongeren die verder gaat dan het alleen beschrijven.

Met dank aan: Ayman (waar ook een pdf van het boek te vinden is)

Hoe gebruiken jongeren media nu echt?

Wij nemen vaak dingen aan als het om jongeren en het gebruik van media gaat. Jongeren zijn multitaskers, gebruiken het internet activer dan ouderen en doen daar dan ook andere dingen mee en met traditionele reclameuitingen hebben jongeren niet zo veel. Maar is dit wel zo? Nielsen zocht het uit (in de VS) en de resultaten staan in het onderzoek How Teens Use Media (pdf).

nielsen_teens

Nielsen laat een aantal mythen passeren en geeft aan of zij waar zijn of niet. Zoals deze:

  • Teens are abandoning TV for new media
  • U.S. teens are the world’s couch potatoes
  • Teens are driving the growth of online video
  • Due to expense, mobile video is beyond a teen’s reach
  • Teens are the most avid users of the Internet
  • Teens use the Internet in wildly different ways than adults
  • Teens are the biggest gamers of all
  • Teen gamers spend all their time playing “Mature” shooter games

En als je aan het einde van het rapport de conclusies leest zou het zomaar kunnen dat tieners misschien wel net zo benaderd willen worden als hun ouders en dat hun gebruik van media niet eens zoveel van de ouders verschilt. In de Verenigde Staten dan, zou het in Nederland ook zo zijn?

Met dank aan: Bijgespijkerd

Webby Awards

Op Young Marketing lees ik over de uitreiking van de 13e Webby Awards en dat Tate Kids de winnaar is in de categorie Youth. Nu ziet die site er ook erg goed uit, net als het oudere broertje of zusje, de site Young Tate.

tate_kids

En op beide sites wordt de doelgroep op een eigen manier aangesproken. Mooi gedaan en dus een terechte winnaar van een Webby Award.

tate_young

Omdat ik nieuwsgierig ben geworden naar de andere winnaars in de overige categorieën neem ik even een kijkje op de lijst. En ik kom daar onder andere deze tegen in de categorie Education (geen winnaar maar wel een genomineerde). De site is van The Times en leert je om te spellen.

spellingbee

Zoals je ziet leer je spellen door een game te spelen. Ik dacht eenvoudig te beginnen, de robot spreekt een woord uit en ik moet het in het vakje typen. Makkelijk is het niet, de woorden zijn soms best ingewikkeld en soms hoor ik het ook niet goed waardoor ik denk dat er een ander woord gezocht wordt. Maar als je wilt krijg je hulp en kun je het woord nog een keer laten uitspreken. Je kan ook tegen elkaar spelen of het multiple choice spel spelen waarbij je moet aangeven welk woord verkeerd geschreven is. Je kan het spel als gast spelen maar ook een profiel aanmaken en dit gebruiken als je vaker speelt of het tegen vriendjes opneemt. En als je een profiel hebt kun je meedoen aan wedstrijden en prijzen winnen.

Deze site moest het in deze categorie opnemen tegen Smarthistory en Edutopia en daar kon het niet van winnen.

smarthistory

De verschillen in doelgroep, thema’s en uitvoering is ook erg groot.

edutopia

En dus haalde genomineerde Visual Dictionary het ook niet in deze categorie.

visualdictionary

En dat terwijl dit toch een hele handige site is. Zeker voor een generatie die meer met beelden opgroeit dan met tekst. En als naslagwerk is de site ook erg goed te gebruiken.

Voor nog meer genomineerden en winnaars kijk eens op de lijst. Er zitten zeker nog meer interessante sites tussen die de moeite van het bekijken meer dan waard zijn.

Puberbrein binnenstebuiten

Tijdens het UGame – ULearn symposium had ik het standje met de grappige kijkdozen al gezien. En ook een enorme stapel boeken. Wist toen nog niet wat het precies was, dat kwam later op de middag toen ik weer langs de stand liep en even een praatje maakte met de standhoudster Hanneke van Youngworks. Hanneke was naar Delft gekomen om het nieuwe boek van Huub Nelis en Yvonne van Sark te verkopen en om natuurlijk reclame te maken voor het bedrijf waar zij werkt.

kijkdoos

Wat opvalt aan het boek Puberbrein is dat het mooi is vormgegeven en dat op bijna iedere pagina een quote staat van een jongere. In negen hoofdstukken gaat het boek vervolgens in op hoe het puberbrein werkt, opvoeding, onderwijs (het puberbrein in de klas), de peergroep, overige opvoeders, verleiders en voorlichters, opleidingen banen, maatschappij en de multiculturele samenleving. In het boek staan ook afbeeldingen van de kijkdozen die op de stand werden gepresenteerd. Nu weet ik niet zeker of dit zo is, maar het lijkt alsof de jongeren die aan het boek hebben meegewerkt ook verantwoordelijk zijn voor de kijkdozen en ik vraag mij dan direct af… hoeveel van die kijkdozen zijn er dan wel niet?

Vragen die als uitgangspunt voor dit boek hebben gediend zijn:

  • hoe weet je wat jongeren echt bezighoudt
  • hoe dring je tot ze door
  • en als je dit weet: wat kun je met die kennis

Pubers – 10 tot 25 jaar oud

puberbrein_voorkant

Voor het boek zijn jongeren gevolgd in de leeftijd van 10 tot 25 jaar. Puberbrein geeft dan ook aan dat de hersenen van jongeren zich tot hun 25e jaar ontwikkelen. De auteurs van het boek zien de afgelopen jaren twee opvallende ontwikkelingen: jeugdcultuur is de dominante cultuur in onze samenleving en jongeren lijken steeds sneller volwassen te worden. Maar wacht, overschatten wij de pubers niet, is het niet zo dat zij heel veel dingen nog niet kunnen? De auteurs vinden dat pubers van nu nog hetzelfde zijn als pubers van 30 jaar geleden. Alleen de vorm is anders, pubers kunnen nu 24 uur per dag online zijn, ze hebben meer geld te besteden en meer vrijheid dan voorgaande generaties. En in plaats van een puber loslaten als hij/zij de leeftijd van 12 heeft bereikt moeten opvoeders deze jongeren veel beter begeleiden in de ontdekkingstocht naar volwassenheid. Want ook jongeren hebben structuur en kaders nodig, misschien zelfs wel meer dan jonge kinderen dat nodig hebben. Dat dit niet mogelijk is in de huidige samenleving snappen Nelis en van Sark ook wel en dus moeten we zoeken naar nieuwe wegen om jongeren grenzen en structuur te bieden.
Al direct in het eerste hoofdstuk lees ik iets wat blijft hangen: het menselijke brein is pas rond het 25e levensjaar volgroeid EN de verschillende hersengebieden rijpen niet tegelijkertijd en in hetzelfde tempo. En dan is het ook nog zo dat de fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling niet synchroon lopen. Wacht even…. is het dus zo dat een 16-jarige volwassen overkomt maar zich soms als een kind gedraagd? Ja dus! Is het daarom ook zo dat jongeren altijd alles NU willen? Ja, dat ook. Ze willen zelf bepalen wat zij doen maar maken nog geen doordachte keuzes, zij willen instant bevrediging. Later is te laat is daarmee wel de zin die het het beste omschrijft.

Omdat de ontwikkeling van de verschillende hersengebieden zich niet tegelijkertijd voltrekt komt het dus voor dat jongeren wel graag iets nieuws doen en uitproberen maar dat de remmende werking, het controlegebied oftewel de prefrontale cortex nog lang niet klaar is in de ontwikkeling. Ook verloopt de communicatie tussen de verschillende hersendelen niet optimaal. Dit maakt het gedrag van jongeren onvoorspelbaar. Maar het zorgt er ook voor dat jongeren het lastig vinden om sociale tekens van anderen te beoordelen. Zij denken al snel dat zij geen respect krijgen en dat een ander ze agressief aanspreekt waardoor zij zich moeten verdedigen. Ik maak het maar al te vaak mee als ik hangjongeren aanspreek op hun gedrag. Zelfs als je op een aardige manier vraagt of ze weg willen gaan krijg je een grote bek terug en opmerkingen als waar bemoei jij je mee, ik mag zitten waar ik zit. Misschien helpt het als ik de volgende keer denk, zij kunnen er niets aan doen, hun hersenen kunnen mijn vraag om weg te gaan gewoon nog niet aan en daarom reageren zij zo. Overigens helpt koeienpoepkorrels in de plantenbakken strooien ook, heb al weken geen hangjongere meer gezien.

Pubers opvoeden

In het hoofdstuk (2) over opvoeding wordt het al snel duidelijk dat er thuis wel het een en ander is verandert in de afgelopen jaren. Niet langer geldt dit moet, maar kan over alles gepraat worden. Gepraat maar ook onderhandelen mag. Vreselijk vind ik dit. Mag ik dit zeggen, ik die geen kinderen heeft, misschien wel niet maar ik doe het toch. Het lijkt mij ook dat je als ouders helemaal geen zin hebt in dat onderhandelen en altijd maar praten. Technologische ontwikkelingen zoals televisie en internet hebben in deze cultuuromslag een hele belangrijke rol gespeeld. Een rol die eigenlijk niemand kon vermoeden. Jongeren hebben met de komst van televisie en internet toegang gekregen tot een wereld die eerst alleen het domein van volwassenen was. En dit was ook nog een ongecensureerde wereld vol sex en geweld. En als die jongeren zich dan opsluiten op hun kamer om te gaan internetten, gamen of televisie te kijken. En als de ouders dan geen idee hebben wat hun kids uitspoken. En als die kids dan alle informatie die ze nodig hebben vinden via internet. Dan gaan ouders die kids overschatten. Ouders hoeven hun kinderen echt niets meer uit te leggen hoor. Zij kunnen het allemaal best zelf. Maar is dat wel zo? Nee dus!
Maar de nieuwe technologie is niet het enige dat de machtsverhoudingen tussen jongeren en ouderen onderuit heeft gehaald. Wat ook een grote rol speelt is dat in deze tijd van vooruitgang je je als oudere nog steeds jong kunt voelen, door kleding, plastische chirurgie, het kopen van gadgets en gewoon hip zijn. Ouders willen wat hun kids hebben: jeugd! En dit is eye-opener nummer 2 voor mij:

De dominantie van de jeugdcultuur plaatst volwassenen op een achterstand. Het is een omgekeerde peergroup-relatie: niet het lidmaatschap van de leeftijdsgroep boven je, maar onder je is begerenswaardig.

Volgens de auteurs willen ouders het liefst de beste vriend(in) van hun kind zijn in plaats van de politieagent. Maar dat dit niet kan is al duidelijk geworden in een eerder hoofdstuk in het boek. Ouders moeten de plaatsvervangende prefrontale cortex voor het puberbrein zijn. Geen leuke rol misschien, maar iemand moet het doen. En dus zeg je als ouder nee en ben je misschien niet populair, maar je doet je kind hier wel een heel groot plezier mee.

Gamende pubers

En nu wordt het leuk. Vanaf pagina 47 gaat het even over gamen. Over hoe de kloof tussen ouders en kids enorm groot is. Over verslaving en over het leren van vaardigheden, over de interesse die ouders zouden moeten hebben voor de games die hun kind speelt en over TE veel is nooit goed. Interessant zijn de opmerkingen van onderzoekers zoals die van Marianne van den Boomen (UU) en Wijnand IJsselstein (TU Eindhoven).
Via gamen gaan de auteurs naar het online leven van jongeren, geld, voedsel en alcohol. Waarbij voor het laatste verbieden het devies is, naast zelf het goede voorbeeld geven.
Gelukkig worden er aan het einde van het hoofdstuk een aantal tips voor ouders van jongeren gegeven. Anders zou je als ouder dit boek lezen en denken leuk, en nu?

Pubers in het onderwijs

Laten we eens naar het onderwijs kijken. Terwijl ik altijd dacht dat er genoeg jonge docenten in het onderwijs aanwezig zijn blijkt de gemiddelde leeftijd van een docent in het voortgezet onderwijs net boven de 40 jaar te liggen. En deze docenten zijn vaak even oud als de ouders en hebben vaak zelf ook puberende kids. En is het dan makkelijker om als docent gewoon net te doen alsof je het niet ziet, om leerlingen gewoon maar tegemoet te komen en ze tevreden te houden, dan heb je tenminste ook geen last van ze maar houd je wel contact met ze.
De leerling staat centraal. Hij bepaald zelf hoe hij wil leren en de school stelt zich dienstbaar op, wordt hiermee meer een facilitator. Dat school de leerling overschat als zij hem/haar zelfstandig laten werken begint gelukkig door te dringen en op sommige plekken ook teruggedraaid. En het is ook logisch, de frontaalkwab van de puber is nog in ontwikkeling en de puber moet nog leren om te plannen, organiseren, prioriteiten stellen en problemen oplossen.

students

Afbeelding is afkomstig van Flickr – Untitled van Cooljinny

Kennis en vaardigheden moeten allebei geleerd worden op school en die balans moet gezocht worden. Het is misschien wel zo dat het kennisniveau dalende is maar het vaardighedenniveau stijgt. Waar we ons wel zorgen om moeten maken is de basiskennis van jongeren, die is over de gehele linie achteruit aan het gaan en dat is geen goede ontwikkeling. En waar volgens de auteurs ook aandacht voor moet zijn is de coachende docent, dat werkt toch minder goed dan gedacht. Pubers hebben iemand nodig die voor hen prioriteiten en grenzen stelt. Leermeesters zijn er nodig in plaats van procesbegeleiders.
En eigenlijk geldt voor school hetzelfde als voor thuis, ouders en docenten moeten streng maar betrokken zijn. En ook aan het einde van dit hoofdstuk (3) tips voor docenten en onderwijsmanagers.

De peers

Voor pubers zijn uiteraard andere pubers (vrienden) erg belangrijk. Veel belangrijker dan de ouders (behalve als het over school- en beroepskeuze gaat). En binnen die peers zijn drie verschillende relaties te onderscheiden:

  • ‘echte’ goede vrienden
  • romantische en seksuele relaties
  • brede kring van kennissen en bekenden

Geldt dit niet ook voor volwassenen vraag ik mij direct af. Geldt ook niet voor ons dat alle drie deze relatiesferen van belang zijn voor ons welbevinden. Volgens mij verschillen pubers en volwassen hier dus niet heel erg van elkaar.

Of toch wel? Jongeren tussen de 12-18 jaar hebben gemiddeld 6 à 7 echt goede vrienden en geven zij aan dat zij gelukkiger zijn als zij meer vrienden hebben. Als jongeren volwassen worden worden grote vriendengroepen vaak steeds kleiner en dat is niet erg, ze hebben elkaar steeds minder nodig omdat ze het nu alleen af kunnen. Wat ook anders is zijn de manieren van communiceren. Had ik maar een mobiel gehad toen ik opgroeide, of internet. Dan had ik ook alle details van mijn leven met de buitenwereld kunnen delen en verslaafd kunnen raken aan deze ‘zelfwereld’ (de plek waar jongeren uren kunnen doorbrengen en waar oudere mensen amper komen en nauwelijks weet van hebben). En als wij denken dat jongeren met iedereen op de wereld communiceren (the world is flat principe) dan hebben wij het mis. Vooral de peers die zij irl ook kennen zijn de peers waarmee zij communiceren. Offline en online zijn een verlengde van elkaar en het offline contact versterkt het online contact. En het online leven is belangrijk in het experimenteren met identiteit en de ontwikkeling van het zelfbewustzijn en zelfvertrouwen. Eigenlijk moet je dit jongeren niet eens kwalijk nemen. Wij waarschuwen voor de gevolgen voor later. Maar zij zijn hier absoluut niet bewust mee bezig. En dus is het niet eerlijk om 10 jaar later een puber aan te spreken op een foto die hij/zij uploade toen hij 16 jaar oud was. Niet eerlijk, maar het gebeurt wel.

peer

Afbeelding is afkomstig van Flickr – Peering van nathanborror

En dan eindelijk de bibliotheek en pubers

Naast ouders, school en vrienden leren pubers ook veel van de overige opvoeders zoals sportverenigingen, scouting en buurthuizen. Het lijkt er op dat de bibliotheek niet genoemd wordt in dit rijtje maar ik vergis mij. In de paragraaf van high trust naar low trust wordt een voorbeeld van een bibliotheek gegeven. Een bibliotheek in de randstad had advies nodig in hoe zij het beste jongeren aan kunnen trekken. Uit het onderzoek met de jongeren bleek dat zij crossmediaal denken, zij zien boeken niet los van cd’s en dvd’s, zij denken in thema’s en in activiteiten. Ook werd uit het onderzoek duidelijk dat de jongeren zich niet welkom voelen in die bibliotheek en dat er niet op een positieve manier met hen werd gecommuniceerd. De jongeren willen vanuit de high trust (vertrouwen) benaderd worden maar lopen aan tegen een low trust (wantrouwen) benadering, met als enige mogelijkheid laten zien dat zij niet zo zijn. Dat deze benadering bij sommige jongeren antisociaal gedrag uitlokt moge duidelijk zijn. Alles wat je denkt over een ander communiceer je ook in de interactie met die ander. Dit gebeurt zowel bewust als onbewust.

Vooral medewerkers van openbare voorzieningen zoals bibliotheken, winkels, buurtcentra en verenigingen kunnen een flinke slag maken in het professionaliseren van hun communicatiestijl met deze doelgroep.

Met als tip aan het einde van het hoofdstuk (5):

Denk aan je uitstraling. Als je steevast negatief denkt over jongeren, straal je dat onbewust ook uit. Wees je bewust van vooroordelen en negatieve gevoelens en ga juist in gesprek met jongeren om na te gaan waar deze gevoelens vandaan komen.

De tweede schil

De eerste vier hoofdstukken in het boek Puberbrein maken inzichtelijk hoe zich rondom iedere jongere vier betekenisgevende kaders bevinden (eerste schil). Hieromheen zit nog een schil en dat is de schil van verleiders en voorlichters. Dit zijn partijen die verder van de jongere afstaan maar wel een boodschap aan hen willen overdragen. Dit kan zijn een ministerie, een bedrijf of een charitatieve instelling.
Jongeren identificeren zich door het kopen van bepaalde merken en onderscheiden zich ermee. Als je met een jongere zou praten over een bepaald merk zul je ontdekken dat er een hele wereld achter schuilgaat, een wereld van verhalen welteverstaan. Maar hoe bereik je die jongere dan? Er komen tenslotte steeds meer massamedia bij: meer adio- en televisiezenders, meer tijdschriften, meer kranten, meer websites en SNS-en. En dus moet je op zoek naar een mediun dat jongeren bereikt. Eenvoudig is dit niet. En als je die jongere dan bereikt, pikt hij de boodschap dan wel op en krijg je dan de respons die je wilt hebben? Er bestaan veel mythes (jongeren kunnen goed multitasken, jongeren doorzien media direct en jongeren vinden moeiteloos hun weg op internet). Als je het puberbrein begrijpt dan begrijp je ook dat als je jongeren echt wilt bereiken je de boodschap zo relevant moet maken dat ze er onderling over gaan praten. De boodschap moet van de bovenstroom in communicatie (hoe partijen de boodschap de wereld in sturen)zich naar de onderstroom in communicatie verplaatsen (de ontvangers creeren eigen verhalen met boodschappen en zenden deze door aan het netwerk). Voor de zender is het goed om te beseffen dat als de boodschap opgepikt is in de onderstroom je geen invloed meer hebt op hoe die boodschap verder gaat leven. Het werkt als je andere jongeren de boodschap over laat brengen, als de boodschap authentiek is wordt hij namelijk sneller opgepikt. Dus gebruik niet overal hetzelfde verhaal, maar maak voor elk kanaal een eigen verhaal.

Studeren en/of werken, het is maar lastig

Grappig, op pagina 151 wordt de TU Delft genoemd, met een uitval van 40% van de nieuwkomers… oeps! En verder gaat het in dit hoofdstuk om studiekeuze (zijn die jongeren echt nog niet toe in staat en kiezen dus vaak verkeerd) en werk (interessant om te lezen hoe een werkgever een jongere binnen kan krijgen en kan behouden op zo’n manier dat ook de ouderen het fijn vinden).

De laatste twee hoofdstukken van het boek gaan over de maatschappij en participatie en over de multiculturele samenleving. Deze twee hoofdstukken heb ik wel schuin doorgelezen maar deden mij niet zo heel veel. Het is ook niet het terrein waarbinnen ik opereer en dus sprak het mij het minste aan. Aan het einde van het boek worden nog een paar laatste gedachten van de auteurs beschreven. Opvallend: met de meeste jongeren gaat het gewoon goed!!

Het lezen van het dankwoord zorgt ervoor dat ik begrijp waar de illustraties vandaan komen. Aan jongeren is gevraagd om foto’s te maken van voorwerpen die belangrijk voor hen zijn. Zo gaven zij een kijkje in hun leven, als in een kijkdoos.

En wat vond ik er nu van?

Het boek leest lekker weg, geeft interessante informatie over het puberbrein en zorgt ervoor dat ik onze studenten aan de universiteit beter kan begrijpen. Hun brein is ook nog niet volgroeid, ook al denk ik vaak van wel. Interessant vond ik de verhalen uit de praktijk en de quotes. Zij maken het boek levendig.

Jammer, maar dat is een detail van een boekenliefhebber. Het boek is gelijmd en dus komt de kaft los als je het boek te ver open vouwt. Jammer, zonde, maar niets aan te doen. Misschien is er ook een gebonden versie te koop. Als dat zo is dan zou ik die kopen. Want dit is zeker een boek dat je er af en toe nog even bij pakt om te lezen hoe het ook alweer zit.

Is de kermis aan mij voorbijgegaan?

Misschien wel, misschien niet. De deadline voor het meedoen aan de blogkermis is voor 16 januari februari maar ik denk dan, ach 16 januari februari mag toch ook nog wel. Toch?

De blogkermis dit keer komt van Astrid en gaat over jongeren en het gebruik van oude en nieuwe media. Maar eigenlijk gaat het over jongeren die niet weten hoe zij oude of traditionele media goed moeten gebruiken en genoegen nemen met onbetrouwbare nieuwe media. En of dit erg is.

books

De waarde van internet is voor bepaalde doeleinden ongeëvenaard. Diepere en bredere informatie verschijnt in print of moeilijk toegankelijke databanken. Moeten die klassieke media weer op het netvlies van de leerlingen komen of moet die verdiepingsinformatie goed leesbaar en vindbaar op het net komen te staan? En kán internetinformatie wel net zo’n rijk, compleet en genuanceerd beeld geven van een onderwerp als een goed onderbouwd boek? Gezien het verschil tussen beeldscherm (vluchtig, snel, actueel) en kwaliteitsprint (diepgravend, achtergronden, ingewikkelde afwegingen van voor- en tegenargumenten).

Tsja eerlijk gezegd maakt het niet eens zoveel uit of jongeren oude media (lees maar even voor het gemak boeken en tijdschriften) wel of niet gebruiken want achter deze vraag ligt natuurlijk de vraag of jongeren de media (oud en nieuw) wel op een juiste manier gebruiken. Of zij de informatie die zij vinden op bijvoorbeeld internet kritisch beoordelen. Dit is overigens niet eens een probleem van jongeren, ook sommige ouderen nemen wat zij op internet lezen voor waar aan.

Voor mij staat vast dat informatie op internet net zo rijk, complete en genuanceerd kan zijn als een goed onderbouwd boek. Als je maar moeite doet om de informatie te vinden en geen genoegen neemt met de eerste hits die je tegenkomt. Hoor en wederhoor geldt ook voor internetinformatie. Lastig is alleen dat nu iedereen gemakkelijk prosument kan worden dat hoor en wederhoor moeilijker wordt. Dus moet je er meer tijd in steken. Maar zeg nu zelf, is alles wat in een boek staat dan zomaar maar waar. Moesten wij bij opdrachten op school ook niet verschillende meningen van auteurs naast elkaar leggen omdat zij wel eens van elkaar konden verschillen. Trouwens toen ik in 2002 mijn scriptie inleverde over Computerkunst in Nederland en hier in die tijd nog niet zoveel boeken over geschreven waren kon ik mijn eigen verhaal maken. Iemand anders mocht dat dan onderbouwd omver schoppen. Maar als er niemand is om die opdracht op zich te nemen, wordt daarmee mijn verhaal dan de waarheid. Nee dus. (Daarmee niet zeggende dat ik een onbetrouwbare scriptie heb geschreven).

En omdat er in de tijd dat ik mijn scriptie schreef weinig gedrukte bronnen te vinden waren over computerkunst nam ik mijn toevlucht tot internet. Daar vond ik wat ik zocht. Gelukkig dacht mijn docente er ook zo over. Het zou toch vervelend geweest zijn als zij had gezegd dat ik geen internetbronnen had mogen gebruiken, dan had ik een ander scriptieonderwerp moeten kiezen. Ik heb geknipt en geplakt en de teksten zo herschreven dat zij als citaat gelezen konden worden. Uiteraard altijd met bronvermelding. En dus ja, wij moeten docenten wijzen op hun verantwoordelijkheid. Niet door hen studenten/scholieren te wijzen op traditionele/oude media alsof dat zaligmakend is. Maar door ze te wijzen op de mogelijkheden die alle soorten media bieden. Zolang de student/scholier maar leert over hoe met deze bronnen om te gaan en hoe deze te gebruiken. De eisen die wij stellen aan oude media gelden ook voor nieuwe media, dus onderzoek doen, (kritisch) vergelijken en bronvermelden. En is het dan erg als klassieke media vergeten wordt (waarvan ik overigens geloof dat dit nooit gebeurd) – NEE – want daarvoor komt heel veel moois en interessants voor in de plaats, het ziet er misschien alleen anders uit. Het is dus gewoon een kwestie van EN EN!

Gebruikt beeldmateriaal is afkomstig van Flickr – books, books, books, books, books and books van kennymatic

De lerende van de 21e eeuw

21st_century

of deze dan:

21_century_1

De posters zijn afkomstig van de 21st Century Learners website, gemaakt door Peter H. Reynolds naar aanleiding van een brainstormsessie waarin de karakteristieken van de lerende van de 21e eeuw werden bediscussieerd. Op de website is nog veel meer te vinden dan de posters (en filmpjes van de sessie), dus neem een kijkje als je op zoek bent naar free educational resources.

Met dank aan: TLC

Gestart: 2e seizoen DROPSTUFF

Op 29 augustus werd in Rotterdam het tweede seizoen van Dropstuff officieel geopend. Met een mobiele kunstopstelling (inclusief beeldscherm van 60m²) wordt door Nederland gereisd, langs steden als Rotterdam, Den Bosch en Amsterdam.

Op het grote beeldscherm worden van 9.00 uur ‘s morgens tot 10.00 uur ‘s avonds kunstwerken getoond van professionele kunstenaars, maar ook van werken van jongeren, games en stellingen en meningen van bezoekers komen langs. Rondom het thema communicatiecultuur (en dan specifiek kunst en de vrijheid van meningsuiting) wordt de bezoeker uitgedaagd om vragen te stellen en stellingen achter te laten. Door het sturen van een sms-je, email naar U@dropstuff.nl of het sturen van live webcambeelden kun je meedoen aan deze kunstmanifestatie.

Enkele stellingen die nu al online staan:

Games = Art?
Mag de CIA gamers controleren op gedrag?
Wanneer ben je Nederlander?

Om Dropstuff in Rotterdam te laten landen is nauw samengewerkt met Museum Boijmans van Beuningen. Dit museum heeft aan hedendaagse kunstenaars gevraagd hun visie op communicatiecultuur en vrijheid van meningsuiting in een interactief en experimenteel kunstwerk samen te vatten.

Maar het grote beeldscherm is niet het enige dat te zien is. Wat Dropstuff mede interessant maakt is dat er op het paviljoen rondom het beeldscherm kunstwerken van middelbare scholieren te zien zijn. Zij maken namelijk, als onderdeel van het eduactieprogramma, in een workshop video’s rondom het thema censuur en manipulatie. Deze video’s zijn ook te zien op YouTube. Maar ook is er op het paviljoen een programmering met onder andere open podium avonden te zien. Voor het programma, klik hier.

Om een zo groot mogelijk publiek te bereiken zal Dropstuff in de komenden maanden op allerlei verschillende lokaties (musea, kunstacademies, bibliotheken, jongerencafes en scholen) beeldschermen van 6×3 meter ophangen. De programmering hiervoor wordt live gedaan vanuit het mobiele paviljoen. De bedoeling is dat ook hier kunstwerken, jongerenfilms, games en stellingen en meningen te zien zullen zijn.

In bibliotheken, dat is leuk. Komt er ook een scherm in de OB van Rotterdam?

Met dank aan: Young Marketing

WP Twitter Auto Publish Powered By : XYZScripts.com