De afgelopen week was ik bij twee bijeenkomsten die in het teken stonden innovatie, inspiratie en discussie. Ik bezocht deze twee bijeenkomst vanwege mijn interesse in mobiel en de toepassingen daarvan in het onderwijs.
De eerste was Innovatie door Inspiratie in Maarssen, georganiseerd door SURFnet & Kennisnet. De dag werd geopend met een presentatie van Christian van ‘t Hof en Jelte Timmer (beide van het Rathenau Instituut) die ging over hoe internet ons leven leidt en die een samenvatting is van een boek dat binnenkort (27 maart) verschijnt.
Van ‘t Hof legt uit hoe het zit met hoe internet ons leven leidt. Bijvoorbeeld als je de stemwijzer invult tijdens de verkiezingen. Deze site is gratis en makkelijk te gebruiken maar bepaald wel een belangrijke beslissingen in ons leven. Dit soort sites zijn voorgeprogrammeerd.
Voorprogrammeren geeft de gebruiker meer mogelijkheden maar ontneemt ze ook. Dat voorprogrammeren helpt merk je dagelijks. Op Twitter krijg je suggesties wie je kan volgen. Of Lexa, je krijgt suggesties van dames/heren die bij jou passen, doel van deze site is natuurlijk wel dat je lid wordt en betaald voor de dienst. Soms is voorprogrammeren verleiden maar soms ook misleiden. Als bijvoorbeeld het vinkje bij ja staat ingevuld onderaan een webformulier.
voorprogrammeren is nieuwe dimensie in het bevatten van internet
Met een team hebben ze voorgeprogrammeerde sites onderzocht op 3 niveau’s. De voorbeelden die van ‘t Hof liet zien (google, lexa, twitter, facebook etc.) is het microniveau – de interactie tussen de gebruiker en de interface.
Het mesoniveau zijn de organisaties die erachter zitten, de bedrijven, maar ook de overheid en de aanbieders, hiervan zijn de businessmodellen onderzocht. Meeste van de sites zijn gratis dus hoe zit dat nu precies. Inkomsten komen natuurlijk van (subtiele) reclames. Die reclames gaan steeds meer over jou, passen goed bij jou, want ze worden aangepast op jouw klikgedrag. En wat nu in opkomst is zijn de identity providers, je kan inloggen met je facebookaccount op andere sites. Je voorkeuren worden opgeslagen en hergebruikt en de provider geeft aan dat je een echt en betrouwbaar persoon zijn. Single-sign-on met een afhankelijkheid.
Ook op het macroniveau, het internet als geheel, zijn trends waar te nemen. Zoals commercialisering, monopolisering en personalisering.
de paradox van de massapersonalisatie
Van ‘t Hof legt uit. Als je een website ziet, dan zie je een gepersonaliseerde website, met reclames die bij jou passen, vormgegeven voor jou. Aan de andere kant van dat scherm zitten bedrijven die profielen maken, die hokjes samenstellen van gebruikers die voldoen aan meetbare variabelen. Soms past zo’n reclame of vormgeving bij jou maar soms ook helemaal niet. Blijkbaar hoor je in het laatste geval bij een profiel wat in grote lijnen bij je past, maar net niet helemaal goed is.
Voorprogrammeren reduceert keuzes, maar vergroot ze ook. En dat is een dilemma, want waar heb je meer keuze en waar niet? En let er eens op hoe persoonlijk internet wordt, steeds vaker zie je foto’s van (echte) mensen verschijnen terwijl het computers zijn die achter die accounts zitten.
Van ‘t Hof geeft als tip: check de default. Soms staan instellingen zo dat gegevens met elkaar gedeeld worden, zoals Google en Facebook doen. Je hebt ooit aangegeven dat het mag, maar later wil je dit misschien niet meer. Af en toe instellingen controleren kan geen kwaad.
Best handig dat Google meteen suggesties doet bij je zoekterm. Of vind je het vooral irritant? Waarom heeft Facebook alleen een knop voor ‘vind ik leuk’ en niet ‘vind ik stom’? En die pop-up met “gaat u akkoord met de Algemene Voorwaarden?”. Klik je altijd “ja” of klik je hem weg?
Klikken is kiezen op internet. Dat kan handig zijn, maar soms word je tot iets verleid waar je niet om heb gevraagd. Of soms zijn de knoppen en teksten vooral grappig of irritant. Met deze prijsvraag zijn we op zoek naar ervaringen van internetgebruikers.
Zie je dit soort voorprogrammeringen (handig, irritant, grappig, etc) meld ze dan aan op www.rathenau/nl/webstrijd. Je kan er 199,99 euro mee winnen. Op 27 maart wordt de winnaar bekend gemaakt.
Jelte Timmer vertelt vervolgens nog iets over de aanpak waarbij 7 cases met 20 experts werden benaderd. Zij keken naar Google, Facebook/Hyves, datingsites, foursquare, gezondheidssites, stemhulpen en twitter. Ook werkten zij samen met de Haagse Hogeschool, met studenten van de minor Human Technology. De zogeheten Haagse Hackers.
Zij stelden zichzelf in het onderzoek drie vragen:
hoe worden we gestuurd
welke partijen sturen vanuit welke motieven
welke maatschappelijke trends en lange termijn effecten
hier werd een analyse op 3 niveau’s (micro, meso, macro) van gemaakt.
De presentatie van Christian van ‘t Hof staat hier, die van Jelte Timmer hier. Meer informatie over het onderzoek/project voorgeprogrammeerd is hier te vinden.
Vanuit de zaal kwam de tip om de RamBam uitzending van 13 februari te kijken.
De rest van de dag stond in het teken van presentaties van innovatieprojecten. Ik luisterde voor de lunch naar Akke Faling (Pabo Leiden) die vertelde over het (iPad) project Coach in the Pocket.
Wat mij is bijgebleven aan de twee iPad projecten is dat het niet zozeer om de iPad ging (of misschien juist wel). Dat wat het doel was van de projecten had ook met andere devices gerealiseerd kunnen worden. In sommige gevallen zelf beter. En dan vraag ik mij af, waarom de iPad? En wat is de toegevoegde waarde van de iPad geweest? Waarom niet met een ander device? Eventueel met twee verschillende om de voor- en nadelen naast elkaar te kunnen zetten. Het leek er op alsof eerst de iPad er was en er daarna een project bij bedacht is.
Tijdens de borrel heb ik nog nagepraat met oude (en nieuwe) bekenden. Het SURFnet/Kennisnet innovatieprogramma, waar deze dag de afsluiting van was, is nu ook echt afgesloten. Het geld is op.
Afgelopen woensdag was ik bij de SIG Unwired (SIG = Special Interest Group) bijeenkomst. Er waren twee presentaties en er stond een discussie over het jaarplan op de planning.
Wat ik meeneem uit zijn presentatie is het idee om in een soort van Grassroots – pilots te doen om op die manier te onderzoeken waar de meerwaarde ligt van mobiele toepassingen. Dat ze bij de HAN uitgaan van bestaande technologie en apps vind ik ook heel slim. En dat het erg lastig is om concrete opbrengsten te formuleren. En misschien is het daar ook gewoon nog te vroeg voor. Misschien is dit juist de tijd van de experimenten en gaan we over een paar jaar pas grootschalig mobiel toepassen in het onderwijs.
Pierre Gorissen blogde live mee, hier vind je zijn verslag.
Floor Grouw van Saxion Hogescholen vertelde over hun project. Zonder gebruik van de beamer. Ouderwets, geen afleiding van beeld. In het project bij Saxion Hogescholen gaat het vooral om de juiste omgeving, dus de juiste infrastructuur, voldoende stopcontacten, overal wifi, maar ook kennis van zaken. Floor zag een grote behoefte aan best practices. Maar hij zag ook een verschuiving van netbooks naar tablets en van windows naar apple.
Het project mobile@saxion staat voor/onderzoekt:
gebruik van mobiele apparaten zo goed mogelijk faciliteren
onderzoeken wat goede tools zijn en adviseren – approved by …
als docenten tablet krijgen dan krijgen ze bedrag erbij om apps te kopen
hoe zorg je dat docenten geen stapels papier hoeven mee te nemen, gesprekken met uitgevers
docenten onderhouden zelf laptops maar tijd die hen dit kost is zo klein mogelijk
Pierre Gorissen blogde live mee, hier vind je zijn verslag.
Kisten Veelo vertelde nog iets over de vernieuwde SURFspace website waarna we onder leiding van Frank discussieerden over de eerste versie van het jaarverslag. Het lastige is dat in het jaarverslag het thema is opgedeeld in subthema’s. Toch merk je dat bijna iedereen die aanwezig is, interesse heeft voor alle subthema’s. En waarvoor kies je dan? Daarnaast staan we aan het begin van de ontwikkelingen van mobiel in het onderwijs. Er zijn voorbeelden van, zoals wij het in Delft noemen, educatie en informatie. Maar niemand weet nog precies welke kant het opgaat.
Het komende jaar informeren de leden van de SIG Unwired elkaar op de SURFspace. Hier discussieren we ook over het jaarplan en die richting die we als SIG op willen gaan. Heb je een mening over mobiel in het onderwijs, wil je die delen en wil je mee discussieren, meld je dan aan bij de SIG. Iedereen is uiteraard van harte welkom.
Een mooie titel voor een seminar – innovatie door inspiratie. Het seminar wordt georganiseerd door Kennisnet en SURFnet op 15 februari.
Leren via filmpjes en 3-dimensionale beelden, zien wat zich onder de grond bevindt aan aardlagen en hoe oud die lagen zijn, met behulp van een webcam als het ware door je eigen lichaam heen kijken om te zien welke organen zich daarin bevinden, op je stage gebruik maken van een iPad om je ervaringen daar te delen met je medestudenten en je begeleider, kijken naar een video over paleis Soestdijk waarbij je kunt inzoomen op alle details zonder scherpte te verliezen: het zijn maar enkele voorbeelden van de projecten die het afgelopen jaar in het kader van de Innovatieregeling 2011 zijn uitgevoerd door onderwijsinstellingen in Nederland.
Tijdens de dag worden de resultaten van bovenstaande projecten gepresenteerd. Dus wil je meer weten over AR, nieuwe videotoepassingen, leren op afstand, online samenwerken of 4K video meld je dan aan.
De dag staat in het teken van uitwisseling en inspiratie: hoe kan het onderwijsveld gebruik maken van de projecten die door deze voorhoedespelers op het gebied van ict en onderwijs zijn uitgevoerd?
Het seminar Innovatie door Inspiratie vindt plaats in Meetingplaza in Maarssen. Een routebeschrijving is te vinden op http://bit.ly/meetingplazamaarssen. Het seminar is – na aanmelding en zolang er plaatsen beschikbaar zijn – gratis toegankelijk voor iedereen die in het onderwijsveld werkzaam is. De hashtag die gebruikt zal worden op Twitter is #snkninspiratie.
De TU Delft presenteert haar project ook op deze dag.
Voor studenten die met ontwerpen bezig zijn, zijn erfgoedcollecties bijzonder belangrijk. De student moet kennishiaten op dit vlak zich min of meer op eigen houtje eigen maken.
De TU Delft bezit een niet onaanzienlijke collectie erfgoed. De ontsluiting hiervan is problematisch. Er worden sporadisch tentoonstellingen opgezet rond deze collectie(s) maar het grootste deel van de tijd bevindt het erfgoed zich in verschillende opslagruimtes bij verschillende diensten en faculteiten. Deze ruimtes zijn weliswaar goed beheerd maar het betekent wel dat de stukken beperkt en alleen op verzoek toegankelijk zijn en daardoor in het onderwijs weinig worden ingezet.
In het project Virtuele collectie-ontsluiting TU Delft wordt de erfgoedcollectie met behulp van hard- en software-oplossingen (deels) vastgelegd in 3D en ontsloten voor de samenleving in het algemeen en studenten van de TU Delft in het bijzonder. In het project zal eerst een database van 3D-filmpjes worden aangelegd van voor studenten relevante stukken. De volgende stap zal zijn het samenstellen van één of meer computerapplicaties waarmee het gemaakte 3D-materiaal zichtbaar wordt gemaakt waardoor het erfgoed wordt ontsloten, bijv. op een iPod of iPad.
Afgelopen maandag was ik met collega Willem bij het Apple Seminar Leren met mobiele devices: The New Classroom in Amsterdam. Bill Rankin had ik vorig jaar ook al horen spreken maar deze man is zo inspirerend dat een tweede keer luisteren zeker niet als vervelend kan worden bestempeld. We mochten geen foto’s maken dus ik heb dit keer geen begeleidend beeldmateriaal.
Bill Rankin: the New classroom – how Information Technology is transforming Educational space
Volgens Rankin wacht momenteel iedereen op iedereen als het gaat om het radicaal wijzigen van het onderwijs met behulp van mobiele technologie. Hij ziet het als baanwielrenners die ook op elkaar wachten, totdat iemand los gaat en probeert te winnen. Als diegene in het onderwijs los gaat zal er, volgens Rankin, veel veranderen. Hij geeft een paar cijfers; 80% van de 0-5 jarigen gebruikt eens per week internet, 70% van deze leeftijdsgroep gebruikt dagelijks een mobiele telefoon (maar misschien heb ik dit verkeerd opgeschreven want het lijkt een beetje veel voor kinderen). Met dit in ons achterhoofd vraagt Rankin zich af hoe een nieuw klaslokaal er uit moet zien. Hij neemt de ruimte waarin wij zitten als voorbeeld. Netjes in rijen, hij staat voor ons en levert informatie. Na een paar uur zitten deze stoelen echt niet lekker meer. Er is weinig licht. Stoelen verplaatsen is niet mogelijk. Het leren is in deze ruimte passief.
Rankin heeft vijf onderdelen waarop hij een ruimte beoordeeld.
structuur (hoe is de ruimte opgebouwd, licht, ramen, etc.)
oriëntatie (hoe zit iedereen, waar staat de docent)
flexibel (kun je dingen verplaatsen)
gereedschap (wat voor soort gereedschap is er, staan er pc’s, kun je het licht dimmen, temperatuur verlagen, etc.)
infrastructuur
Rankin laat ons vervolgens nadenken over – wat hij noemt – de power differences. Aan de ene kant van de zaal zitten de nooduitgangen, dat is een verschil. Rankin heeft een microfoon, ook een verschil met de rest van de aanwezigen. Zijn deze verschillen erg? Hebben wij Rankin nodig om informatie te vinden over een bepaald onderwerp. In dit geval, het voorbeeld, Sugata Mitra. De conclusie, wij hebben Rankin niet nodig. Sugata Mitra zegt dat je voor onderwijs toegang en community nodig hebt. In de zaal waar wij nu zitten doen we niet aan community vorming, we zitten naast elkaar, neuzen dezelfde kant op. Maar tijdens de koffie en de lunch hebben we wel mogelijkheden, dan kunnen we met elkaar kennis maken, bijpraten en discussiëren. Rankin trekt de lijn door naar het onderwijs. In de manier waarop wij onderwijsruimten inrichten houden wij geen rekening met communityvorming.
Vervolgens maakt Rankin de stap naar mobiele devices. Is het – als je gebruikt maakt van deze technologie – belangrijk waar je je bevindt. Rankin ziet de mobiele device als een productiestudio. Wij gaan van een consumptie- naar een creatiemodel. Wij creëren content en delen dit met anderen in een community. Het informatiemodel is gewijzigd en daarmee ook de inrichting van de ruimte.
Rankin ziet het als volgt
more access yields more participation -> more participations yields more custodianship -> more custodianship yields more diversity – more diversity yields more access.
We kregen een nieuwe opdracht van Rankin, namelijk het antwoord vinden op de vraag hoe je vuvuzela geluid uit een bestaande opname van een voetbalwedstrijd kan filteren. Hoe deden we dit, we discussieerden met de persoon naast ons, misschien zelfs met die daarnaast. Draaiden we ons om? Nee. Verplaatsten we onze stoelen? Nee. Toch weten we dat het niet optimaal is om naast elkaar te zitten als je zo’n opdracht krijgt. De mensen met een laptop of tablet waren in het voordeel. Zij zochten het antwoord gewoon op.
In onze generatie en de generaties boven ons is het belangrijk om het antwoord te vinden. De generaties onder ons vinden gebruiken belangrijker dan vinden. Jongeren gebruiken het materiaal en gaan van daaruit verder. Vreemd is het dus wel dat we klaslokalen ontwerpen die gericht zijn op vinden, terwijl de jongere generaties vragen om omgevingen waarin zij kunnen gebruiken. Rankin gaat nog een stap verder. Vroeger ging informatie naar 1 punt – de docent – hier werd de omgeving voor gebouwd. Nu – denk aan het internet – hebben wij toegang tot een informatie matrix. Maar onze klaslokalen zijn nog steeds hetzelfde ingericht. Er zijn veel voorste rijen, veel schermen, veel groepsplekken en er is flexibel meubilair. Maar de wereld is ons klaslokaal geworden.
In the digital age Information is a commodity -> informational delivery -> the architecture of creation and participation
En nu is het wachten op de eerste wielrenner die het lef heeft om harder te gaan rijden.
Na Bill Rankin kwam Martijn Luijks van Thieme Meulenhoff aan het woord. Het is best erg maar wat mij het meest is bijgebleven is dat hij continu zijn laptop en iPad wisselde (met de wisseling van kabel naar de beamer). Niet dat wat hij liet zien op de iPad ook niet als een slide in powerpoint getoond kon worden. En dat leidde dus af, maar ik heb wel wat aantekeningen gemaakt.
Luijks sprak over SCHOOLTAS, een (gratis) iPad app van de uitgever. Sinds de komst van de iPad vragen docenten en directies aan de uitgever om na te denken over een app. Werkt dat een boek op de ipad? Werkt een ipad in de klas? Om deze vragen te kunnen beantwoorden onderzocht Thieme Meulenhoff de mogelijkheden en ontstond SCHOOLTAS 1.0, die vanaf januari 2010 in de appstore beschikbaar was. Met deze app kun je de schoolboeken lezen en gebruiken. Dit grijpt minimaal in op het onderwijsproces. Iedere leerling heeft een eigen device waardoor er een nieuw speelveld voor leren ontstaat, met als veilig vangnet het boek.
Op 6 domeinen wil Thieme Meulenhoff nog ontwikkelen:
samenwerken
social networks (delen met het netwerk)
interactie (werken met werkboeken en audiofragmenten)
intelligentie
augmented reality
gamification.
Kees Versteeg – Hondsrug College
Kees Versteeg (rector Hondsrug College) vertelde een mooi verhaal over de digitiek van de toekomst – leren op maat via de iPad. Het project heet Leren op Maat waarbij iedere leerling op deze school een iPad krijgt. Niet omdat het een leuk device is maar omdat de school het onderwijs wil veranderen. Hier wordt onderwijs iets dat persoonlijker is, met persoonlijke content en organisatie op maat. De rol van de docent verandert hiermee ook. Hij wordt iemand die de leerling helpt iets te vinden. En dat spreekt eigenlijk het verhaal van Rankin tegen waarin het vinden niet het belangrijkste is, maar het gebruiken. Deze nieuwe vorm van onderwijs wordt niet alleen toegepast op de iPad maar ook op andere mobiele devices. Versteeg gaf mooie voorbeelden van het gebruik van een roosterapp (inclusief jaarrooster) en het volgen van studievoortgang en behoefte van een student.
Eric Slaats – Fontys
De laatste spreker van de middag was Eric Slaats van Fontys. Hij sprak over mobiele interactieve non-lineaire presentaties. Vorig jaar deed Fontys een breed experiment met smart mobile Learning (looptijd sept 2010 – april 2011, 160 ipads, 120 studenten, 35 docenten, 10 instituten, 3 diensten). Slaats, zelf ook docent, heeft veel content die je vaker wilt hergebruiken.Hij maakte een ipad app waarbij het eenvoudig is om tijdens een presentatie te kiezen voor de slides die je wilt gebruiken. Aan het einde van de les krijgen de studenten een pdf van de slides die zijn gebruikt.Tijdens de les kunnen studenten anoniem vragen stellen en links doorgeven (die de docent met een preview kan zien). De docent heeft op zijn scherm de slides (links onder elkaar), de actieve slide groot in het midden, een timer en kan hij notes toevoegen. Er is samengewerkt met …. (heb zijn naam niet meegekregen) om video’s van de colleges te maken. Recording box heet deze app. KI zorgt ervoor dat de video doorzoekbaar is.
De app heet iPresent en zal binnenkort aanwezig zijn in de app store (gratis – zowel voor ipad als android tablets). Meer achtergrond over iFontys waar iPresent onderdeel van is vind je hier.
Misschien komt het niet over in deze post maar de app is werkelijk waanzinnig. Erg jammer dus dat we niet mochten fotograferen en dat Apple het zo lastig maakt om een app te laten testen. Binnenkort wellicht meer (als de app te downloaden is en ik hem heb kunnen testen).
Frank Thuss was ook aanwezig (las ik op twitter en hij zat bijna naast mij) en zijn verslag van de dag lees je hier.
Out of our minds van Ken Robinson is een boek over creativiteit. Over waarom het zo belangrijk is, waarom veel mensen denken dat zij niet creatief zijn en hoe scholen en bedrijven kunnen helpen om creativiteit te bevorderen. Het boek verscheen al eerder in 2001. In mijn handen heb ik de vernieuwde versie uit 2011.
Hoofdstuk 1 – out of our mind
Imagination: the process of bringing to mind things that are not present to our senses
Creativity: the process of developing original ideas that have value
Innovation: the process of putting new ideas into practice
Het uitgangspunt van Robinson is dat iedereen enorm creatief is omdat dit hoort bij het mens zijn. Creativiteit moet alleen bij sommige mensen meer ontwikkeld worden dan bij anderen. Het is niet zo dat creativiteit een uitzonderlijke gave is. Iedereen is creatief. Als tenminste de juiste omstandigheden aanwezig zijn. En als mensen weten wat er nodig is om creatief te zijn, ze moeten leren om creatief te zijn, net als dat je moet leren om te lezen en schrijven.
creativity is possible whenever we’re using our intelligence
Hoofdstuk 2 – facing the revolution
Nieuwe technologie verandert de manier waarop we denken, werken, spelen en interacteren met anderen. Daarnaast groeit de wereldpopulatie sneller dan ooit in de geschiedenis van de mensheid. De uitdagingen waar we voor staan komen hieruit voort. En de problemen waar we tegenaan lopen komen voort uit onze oude manier van denken, doen en handelen. We kijken het liefste achteruit in plaats van vooruit. Het resultaat is dat veel mensen en organisaties moeite hebben om met veranderingen om te gaan en het gevoel krijgen achter te blijven of te vervreemden. Om de uitdagingen het hoofd te bieden moeten we gebruik maken van onze capaciteit tot verbeelding, creativiteit en innovativiteit. Het is niet langer een optie, het is een noodzaak.
Robinson gaat vervolgens in op hoe vervoer, technologie en communicatie zich de afgelopen eeuwen heeft ontwikkeld. En als je er zo even bij stil staat is het natuurlijk absurd wat er de afgelopen 50 jaar is gebeurd. Robinson geeft ook een kijkje in de toekomst. Nanotechnologie. In geneeskunde, in vervoer en communicatiemiddelen. De mogelijkheden zijn eindeloos en soms niet eens voor te stellen.
Hoofdstuk 3 – the trouble with education
Een van de redenen dat mensen denken dat zij niet creatief zijn komt, volgens Robinson, door het onderwijs. Kinderen zijn heel creatief maar hoe zorg je ervoor dat zij deze kwaliteit niet verliezen als zij ouder worden. Robinson meent dat het onderwijs ervoor zorgt dat als wij opgroeien wij onze creativiteit verliezen. We ontgroeien het en het onderwijs is hier de schuld van.
Creativiteit kent verschillende facetten. Sommige daarvan zijn gewoon en anderen zijn meer gespecialiseerd. Deze vaardigheden en technieken worden gevoed door verschillende manieren van denken, een kritische blik, voorstellingsvermogen, intuïtie en soms gewoon onderbuik gevoel.
De afgelopen jaren is de toegang tot onderwijs verbeterd. Zoveel mogelijk jongeren krijgen de kans op een universitair diploma. De normen worden continu verhoogd. De normen die samenhangen met waar de maatschappij om vraagt en met het idee wat intellectueel kapitaal betekent. Maar waar houdt dit op? Veertig jaar geleden kon je met een universitair diploma op zak overal werken waar je wilde. Maar wat zegt het diploma in de huidige tijd. Als veel jongeren het hebben, wat is het dan waard? De waarde staat los van de academische normen, die blijven hoog. Het hangt samen met waar de maatschappij om vraagt en dat verandert continu.
Onderwijs wordt lineair opgebouwd. Kinderen van dezelfde leeftijd worden bij elkaar in een groep gezet en volgen dezelfde stappen. Net zolang tot zij alle logische opvolgende stappen hebben doorlopen en klaar zijn met school. Het is net als een lopende band. Als kinderen de band afrollen zijn zij klaargestoomd voor de grote wereld. In dit lineaire principe zit het idee dat onderwijs een voorbereiding is op iets dat later gaat komen. Dat onderwijs primair gericht is op kinderen en jongeren is hier een logisch gevolg van.
In almost all industrial systems there is the same hierarchy of disciplines in hogh schools. At the top are mathematics, languages and sciences; some way down are the humanities – history – geography and social studies – and physical education; at the bottom are the arts.
Als je naar schoolsystemen kijkt zie je, volgens Robinson, een opmerkelijk onderscheid. Er zijn nuttige disciplines zoals talen, wiskunde, wetenschap en technologie (science and technologie). En niet zo nuttige disciplines zoals geschiedenis, aardrijkskunde, kunst, muziek en toneel. Als er bezuinigd moet worden zijn het vaak de niet zo nuttige disciplines die verdwijnen.
Robinson vraagt zich terecht af waar het onderscheid vandaan komt en waarom de nuttige disciplines de meeste aandacht krijgen. In zijn beleving heeft dit alles te maken met economische oorzaken. Sommige disciplines zijn relevanter voor het werk dat gedaan moet worden dan anderen. Als je iets met kunst doet kom je namelijk niet aan de bak. Ook ik heb dat vaak genoeg gehoord toen ik kunstgeschiedenis studeerde. Dat ik iets deed wat ik echt leuk vond maakte niet zoveel uit. Heb ik geluk gehad met het werk dat ik de afgelopen jaren heb gedaan of heb ik dankzij mijn kunstgeschiedenis achtergrond kwaliteiten ontwikkeld waar een werkgever iets aan heeft? Ik denk dat Robinson verderop in het boek hier nog wel antwoord op gaat geven.
Maar niet alleen economische oorzaken zorgen voor het onderscheid. Ook culturele oorzaken spelen mee. Het gaat hier dan om kennis en intelligentie en hoe daar tegenaan wordt gekeken.
Robinson beschrijft de drie rollen van onderwijs als volgt:
individual – to develop individual talents and sensibilities
cultural – to deepen understanding of the world
economic – to provide the skills required to earn a living and be economically productive
Het is belangrijk om deze rollen niet uit het oog te verliezen, om ze alle drie evenveel aandacht te geven en de relatie met elkaar te behouden. Als we begrijpen hoe deze drie rollen met elkaar verbonden worden dan is het mogelijk om het onderwijs te veranderen in een onderwijssysteem waarin creativiteit en innovatie een centrale rol krijgen.
De problemen in de maatschappij zijn duidelijk zichtbaar. Bedrijven klagen dat zij niet de juiste mensen kunnen vinden en als zij ze gevonden hebben zij ze bang dat ze snel weer weggaan. Afgestudeerden komen niet aan het werk, want er zijn niet genoeg banen. Het aantal jongeren dat met school stopt wordt ook steeds groter. Doorgaan op de manier zoals we dat al jaren doen lijkt niet langer houdbaar.
Hoofdstuk 4 – the academic illusion
Hoe intelligent je bent is moeilijk te beoordelen. Het lijkt een eenvoudige vraag totdat je gaat proberen intelligentie te definiëren dan heb je een probleem. Iedereen gebruikt een andere definitie, of het nu gaat om psychologen, neurologen of het mensen uit het onderwijs. Er zijn twee stromingen die populair zijn, namelijk IQ en het kunnen onthouden van feitelijke informatie.
Robinson laat zien hoe intelligentie in de loop der eeuwen is gebruikt en beschreven. Van de oudheid, via de Verlichting, de Renaissance en van de uitvinding van de boekdrukkunst, kompas en de klok. Wat is kennis is de belangrijkste vraag die beantwoord moet worden.
Het was tijdens de Verlichting dat de exacte wetenschap en kunsten van elkaar verwijderden. Kon tijdens de Renaissance nog iemand bestaan als Leonardo da Vinci die zowel in de exacte wetenschap als de kunst uitblonk. Na deze periode zie je dat soort mensen bijna niet meer. Tijdens de Verlichting kwam de dominantie van rationele wetenschappers en filosofen zoals Hume, Locke en Descartes. De tegenbeweging, de Romantiek, werd geleid door kunstenaars, dichters en muscici zoals Beethoven, Schiller, Byron en Goethe.
Our present world view has been shaped by the extraordinary scientific, technological and cultural revolutions that emerged from this paradigm shift from the medieval to the modern world from the Elightement onwards. In the process, the explanatory powers of logic and of scientific evidence, and the intellectual authority of science as a whole have become firmly implanted as the accepted mode of thought. They are part of modern ideology and they interact powerfully with how we think and create theories in every field.
De ontwikkeling van het onderwijssysteem laat zien dat in de afgelopen eeuwen onderwijs is geschoold op klassieke vaardigheden. Deze zijn uitgebouwd met vaardigheden die op dat moment wenselijk waren, of waar onder andere de industriële samenleving om vroeg. Veel aandacht ook weer voor technische wetenschappen en rationaliteit. Hierdoor is het zo dat in de tegenwoordige tijd onderzoek op de universiteit is gebaseerd op logica en analyse. Je onderzoekt bijvoorbeeld als kunsthistoricus de geschiedenis van de kunst. Je maakt zelf geen kunst, dat is namelijk niet academisch, maar je doet er wel onderzoek naar. Als je kunst wilt maken ga je naar een kunstacademie en krijg je in Nederland hiervoor een HBO diploma. Als je onderzoek doet naar kunst wordt dat gewaardeerd met een universitair diploma.
Robinson vervolgt en stelt een paar vragen. We vragen ons af hoe we intelligentie kunnen meten, omdat we aannemen dat intelligentie kwantificeerbaar is. We vragen ons af hoe we academische vaardigheden kunnen verhogen maar stellen niet de vraag of wat we afleveren op een universiteit datgenen is om in de toekomst te kunnen overleven. We vragen ons af waar we talentvolle mensen kunnen vinden maar we negeren de talenten in mensen om ons heen. We kijken, volgens Robinson, zonder te zien.
because our traditional common-sense assessment of abilities distracts us from what is actually there
We zoeken naar manieren om creativiteit en innovatie te verhogen maar zorgen niet voor de optimale condities. We blijven geloven in massa onderwijs ook al zijn er bewijzen dat dit niet werkt. Kinderen wordt niet geleerd om te kijken en te onderzoeken wat zij allemaal kunnen. Er wordt alleen gekeken naar wat nodig is om onderwijs te kunnen volgen. Op deze manier worden talenten onderbenut en kan het idee ontstaan dat een persoon te dom is. Terwijl deze persoon best andere kwaliteiten kan hebben die niet aangeboord worden.
Hoofdstuk 5 – knowing our mind
In onze hedendaagse filosofie bestaat het idee dat we leven in twee werelden. De ene wereld is de wereld om ons heen, die bestaat of jij er nu wel of niet bent, het is de wereld van materiele objecten, evenementen en andere mensen. De andere wereld is jouw wereld. Jouw gedachten, jouw gevoelens en belevenissen. Het verschil tussen deze twee werelden begrijpen is onderdeel van het begrijpen van jouw persoonlijke identiteit.
Hoe we de wereld om ons heen beleven komt voort uit hoe wij als mens zijn, wat wij kunnen horen, zien en voelen. Naast deze fysieke kenmerken zijn er ook culturele factoren die meespelen in ons beeld van de wereld. Robinson komt daar in hoofdstuk 8 op terug omdat dit zij belangrijk zijn in de ontwikkeling van creativiteit.
Howard Gardner: intelligence is the ability to solve problems in a given context.
Hoe de hersenen werken, wat er gebeurd met de hersenen als we opgroeien en hoe we de hersenen kunnen stimuleren wordt in dit hoofdstuk beschreven. Robinson geeft inspirerende voorbeelden van dove musici tot jonge criminelen die door dans positief naar zichzelf gaan kijken.
Hoofdstuk 6 – being creative
Verbeelding is de bron van creativiteit, maar verbeelding en creativiteit zijn niet hetzelfde.
imagination is the ability to bring to mind things that are not present to our senses
We kunnen ons dingen verbeelden die bestaan of dingen die niet bestaan. Denk bijvoorbeeld aan jouw oude school, een olifant of je beste vriend. De beelden die dan opkomen komen van dingen die je hebt meegemaakt. Meestal denken we niet aan deze beelden of echte belevenissen als we denken aan verbeelding. We denken eerder aan dingen die niet bestaan of niet kunnen bestaan. Maar die je wel kan bedenken. We gebruiken verbeelding om een andere kijk op de wereld om ons heen te hebben, om ons te verplaatsen in een ander en om mogelijke toekomsten of uitkomsten te visualiseren.
Creativiteit gaat een stap verder dan verbeelding. Verbeelding doe je in eigen gedachten, niemand hoeft er ooit van te weten, de wereld om je heen al helemaal niet. Creatief zijn betekent iets doen. De wereld zal ervan weten. Je bent creatief in iets, dit kan wiskunde, schrijven of zakelijk zijn. Als je creatief bent laat je je verbeelding de vrije loop, met andere woorden creativiteit is toegepaste verbeelding. Weer een stap verder is innovatie. Innovatie is het in de praktijk toepassen van nieuwe ideeën. Innovatie is dus toegepaste creativiteit.
Alles om ons heen is een symbool. Sommige symbolen zijn persoonlijk en anderen met elkaar afgesproken (formeel). Systematische symbolen zijn woorden en getallen. Voor systematische symbolen gelden regels. De regels zorgen ervoor dat bijvoorbeeld taal op zo’n manier wordt geschreven dat het iets betekent. Je hoeft niet alle woorden in een zin te kennen om de betekenis te begrijpen, de context helpt hierbij.
Schematische symbolen zijn afbeeldingen. We zijn in staat om gedachten die niet in woorden te vatten zijn visueel weer te geven. Schematische symbolen kunnen uiteraard gebruik maken van systematische symbolen.
creativity is the process of having original ideas that have value
In alle creatieve processen verleggen we grenzen van wat we weten, we ontdekken nieuwe manieren om iets te doen, we grijpen terug op vaardigheden die we al hebben en ontwikkelen deze zodat het werkt binnen het nieuwe idee. Creatief zijn betekent iets doen. En om te doen heb je een vorm van media nodig. Dit kan papier zijn, hout, licht, woorden, getallen of iets anders.
Whatever the media, there is an intimate relationship between the ideas that form and the media through which they take shape. …… Creativity is a dialogue between the idea and the media in which they are being formed.
Maar creativiteit gaat niet alleen om het bedenken van nieuwe ideeën. Het gaat ook om het beoordelen ervan. Sommige ideeën zijn nog niet goed genoeg, soms moet er meer over nagedacht worden en soms moet een idee losgelaten worden zodat er ruimte ontstaat om andere ideeën uit te werken. Het proces is belangrijk. Je kan niet in een keer een nieuw product bedenken dat af is. Als je niet begrijpt dat het proces erbij hoort, dat je soms op de verkeerde weg zit en opnieuw moet beginnen, dat je afgeleid kan worden of teveel tegelijk wilt doen, dan kun je denken dat je niet creatief bent.
Nieuwe ideeën hoeven niet altijd ideeën te zijn waar nog niemand eerder aan heeft gedacht. Het idee kan iemand persoonlijk helpen, of een groep, of de gehele mensheid. Zolang het idee maar origineel is.
Robinson maakt onderscheid tussen algemene en persoonlijke creativiteit. Bij algemene creativiteit lossen we een probleem op met onze normale manier van denken. Deze manier van denken kunnen we trainen en ontwikkelen zodat we ook op andere manier naar een probleem kijken en een originele oplossing bedenken. Bij persoonlijke creativiteit gaat het om talent en passie. Persoonlijke creativiteit komt, volgens Robinson, vanuit de liefde voor een bepaald materiaal. Een beeldhouwer wordt creatief als hij een steen of stuk hout ziet, een danser als hij muziek hoort en een wiskundige als hij een formule ziet.
when people find there medium, they discover their real creative strenghts and come into their own
Dus creativiteit is niet iets wat je hebt of niet hebt. Creativiteit vraagt om verschillende mentale functies, combinaties van vaardigheden en persoonlijk kunnen. We zijn allemaal creatief, maar sommigen hebben nooit geleerd hoe of hebben weinig oefening gehad.
Hoofdstuk 7 – feeling better
Creatief zijn is niet alleen een intellectueel proces. Het gaat ook om gevoel, intuïtie, verbeelding, onderbewustzijn, kennis en vaardigheden.
Vanuit de Verlichting en de Romantiek bestaan er aannames over het verschil tussen wetenschap en kunst. Wetenschap gaat over kennis, feiten en objectiviteit. Kunst gaat om emoties, zelfexpressie, zijn en subjectiviteit. Wetenschappers worden voorgesteld als methodologisch, klinisch en objectief. Kunstenaars als expressief, gepassioneerd en creatief. Toch zijn er, volgens Robinson, veel overeenkomsten tussen wetenschappers en kunstenaars als het gaat om het creatieve proces. Beide groepen gebruiken objectieve en subjectieve elementen, beiden gebruiken kennis en gevoelens, intuïtie en niet-logische onderdelen. Beiden gebruiken hun persoonlijke passie en beiden kunnen enorm creatief zijn. Wetenschap en kunst hebben beiden invloed op hoe wij de wereld zien en beleven.
Kunst kan over van alles gaan, zo ook wetenschap. Kunstenaars en wetenschappers kunnen geïnteresseerd zijn in dezelfde onderwerpen. Zoals een schilder en een geograaf interesse kunnen hebben voor het landschap, schrijvers en psychologen voor menselijke relaties en dichters en biologen voor het onderbewuste. Het is dus niet wat de kunstenaar of wetenschapper interesseert dat hen scheidt maar hoe het hen interesseert. Het verschil zit in hoe zij het begrijpen, de functies hiervan binnen het proces en hoe het zich uiteindelijk uit.
It is a Renaissance based on a more holistic understanding of human consciousness; of the relationship between knowing and feeling; and of how all that we think and feel is part of the creative process of making sense of the world around us and of the world within us.
Een wereld zonder gevoel is niet mogelijk. En toch is binnen het onderwijssysteem weinig ruimte voor gevoel. Jezelf begrijpen, maar ook gevoelig zijn voor emoties van anderen is een kwaliteit die hard nodig is in de hedendaagse maatschappij, maar ook in het persoonlijke leven. Door gevoel en redeneren vinden we onze werkelijke creatieve kracht.
Hoofdstuk 8 – you are not alone
Individuele creativiteit is bijna altijd gestimuleerd door het werk, ideeën en prestaties van anderen.
We each have our own lives, but much of what we create is in common with each other. What we create in common is our culture.
Het woord cultuur wordt op verschillende manieren gebruikt. Sinds de late 18e eeuw wordt cultuur gebruikt om intellectualiteit of sociale vaardigheden te beschrijven. Iemand kan dan worden beschreven als cultureel. Wat vaak betekent dat zo iemand kunst waardeert. Maar cultuur wordt ook omschreven als een artistieke of intellectuele activiteit. Je ziet dan het onderscheid ontstaan tussen high art en popular culture. High art betekent dan opera, klassieke muziek, ballet, fine art en toneel. Popular culture verwijst naar popmuziek, bioscoop, televisie, mode en design. Cultuur wordt ook wel gebruikt om een manier van leven van een groep te beschrijven. Deze beschrijving gebruikt Robinson.
by culture I mean the values and forms of behaviour that characterize different social communities
Hoe wij de wereld om ons heen zien is voor een deel cultureel bepaald. Verschillende culturen hebben een verschillende wereldbeleving. Sommige culturele verschillen zijn duidelijk waar te nemen, zoals de taal die iemand spreekt, de kleding die hij draagt en het eten en drinken dat hij gebruikt. Andere culturele verschillen zijn minder snel zichtbaar, bijvoorbeeld de beleving van tijd.
Robinson meent dat een goede manier om naar een cultuur te kijken is door te onderzoeken hoe kunst en technologie met elkaar interacteren. Hij geeft een paar voorbeelden waaronder Shakespeare. Als je je afvraagt waarom Shakespeare, een groot verhalenverteller, geen romans heeft geschreven is het antwoord eenvoudig. Romans konden pas ontstaan na de uitvinding van de boekdrukkunst. Fotografie heeft schilderkunst zeker beinvloed. Alles kon door een eenvoudige handeling en met een apparaat ineens visueel worden vastgelegd. Maakte dat schilderkunst overbodig? Nee, het zorgde er wel voor dat er anders naar schilderkunst werd gekeken en dat fotografie een eigen kunstvorm werd. Het gaat niet om het medium, het gaat er om wie het in zijn handen heeft. En pen kan zorgen voor een boodschappenlijstje of een mooi gedicht. Interessant om te zien is dat nieuwe technologie vaak werd ingezet om het oude te doen. Zo maakten de eerste fotografen afbeeldingen die leken op schilderijen. Totdat de technieken beter werden en fotografie werd ingezet om echte momenten vast te leggen waarvan een schilder dat niet kon, denk aan sportgebeurtenissen.
Culturen veranderen continu. Door gedachten, gevoelens en acties van de mensen die in de culturen leven. De veranderingen zijn dynamisch, organisch en complex en het is niet eenvoudig te voorspellen hoe een cultuur veranderd.
The creativity of a culture depends on how open the networks are and how easily we can access knowledge. Creativity is about making connections and more often than not, it is driven by collaboration as much as, if not more than, by solo effort.
Het is dus belangrijk om specialismen niet gescheiden te houden maar om ze juist te laten samenwerken. Met specialismen worden hier uiteraard wetenschap en kunst bedoelt.
Hoofdstuk 9 – being a creative leader
Wat moet een leidinggevende doen om creativiteit en innovatie in zijn organisatie te bevorderen? Robinson heeft negen principes ontwikkeld die een leidinggevende kunnen helpen.
Een cultuur van innovatie wordt gebaseerd op drie processen die elk aan elkaar gerelateerd zijn (zoals beschreven in hoofdstuk 1 – imagination, creativity, innovation).
Innovatie kan het doel zijn, maar het proces zal moeten beginnen met verbeelding en creativiteit.
Als je een cultuur van innovatie wilt creeren zal dit moeten beginnen bij de top van de organisatie. De leidinggevende hoeft niet met alle ideeen te komen maar moet wel de sfeer creeren waarin innovatie mogelijk is. Er bestaat vaak een angst dat creativiteit leidt tot chaos en controleverlies. Deze angst hoort heel erg bij de command & control mindset van leidinggevenden. Met het nieuwe werken wordt hierop ingespeeld, het loslaten van deze manier van leidinggeven zal leiden tot meer creativiteit en dus ook innovatie.
Een organisatie is geen machine, het is een netwerk van mensen en bestaat uit mensen, relaties en energieën.
they are living, breathing communities that exist only in the actions ans purposes of the people who populate them
Leidinggeven aan een innovatieve organisatie vraagt van de leidinggevende om om te kunnen gaan met zowel de interne als externe cultuur. De uitdagingen van de externe cultuur zijn technische innovaties, veranderingen in populatie, nieuwe economieen, vermindering van grondstoffen, veranderingen in politiek en hoe de samenleving en dus de klant hierop reageert. De interne cultuur gaat meer om gewoontes, gedrag, regels/procedures (zo doen we dingen hier) en hoe het gebouw is ingericht. De inrichting van een gebouw kan zeker invloed hebben op hoe een gebouw voelt.
Een creatieve leider is strategisch op drie niveaus: persoonlijk, groep en cultureel. Bij persoonlijk gaat het erom dat medewerkers de ruimte krijgen om creatief te zijn. Drie principes spelen hierbij een rol:
everyone has creative potential (1)
innovation is the child of imagination (2)
we all can learn to be more creative (3)
Vaak geldt dat creativiteit binnen een organisaties van teams komt. De teams zijn samengesteld uit verschillende mensen met verschillende achtergronden die als zij met elkaar in discussie gaan en ideeen bespreken in een creatieve flow komen. Het is aan de leidinggevende om dynamische teams samen te stellen en te faciliteren.
great creative teams model the mind: they are diverse, dynamic and distinct
Creativity thrives on diversity is principe 4. Creatieve teams zijn divers in samenstelling (denk aan leeftijd, geslacht, achtergrond, etniciteit, educatie, expertise). Een divers team kijkt vanuit verschillende perspectieven naar de veranderingen om ons heen en bedenkt oplossingen voor de problemen die je als organisatie tegenkomt.
Creativity loves collaboration (principe 5) is een van mijn favorieten. Natuurlijk is het zo dat een divers team niet altijd succesvol is. Soms werken de verschillen juist tegen. Maar als het team om kan gaan met de verschillen en op zoek gaat naar datgene dat hen sterker maakt dan is het team uitermate succesvol.
Collaboration involves people working together in a shared process in which their interactions affects the nature of the work and its outcomes.
Alle ideeën binnen het collaboratieve team zijn waardevol. Op de eerste ideeën wordt verder ontwikkeld en nagedacht. Daarnaast is het binnen een collaboratief team zinvol om de andere teamleden trots te laten zijn op wat zij bedacht hebben. Dus niet oordelen, afbranden of bekritiseren maar stimuleren om zo ideeen te perfectioneren.
Een groot leider weet wie hij in een team plaatst, welk werk zij moeten doen en wanneer het team weer opgeheven wordt.
Creativiteit kost tijd (principe 6) en daarmee is tijd een essentiële bron voor innovatie. Leidinggevende die dit begrijpen en tijd vrijmaken om te spelen worden beloond met creativiteit van de medewerkers.
Principe 7: creative cultures are supple. Sommige organisatie (zoals degene waar ik werk) hebben aparte teams die zich bezig houden met innovatie. Het gevaar hiervan is dat zo’n team de verbondenheid met de rest van de organisatie kan verliezen. Aan de andere kant kan het voordeel zijn dat zo’n team de rest van de organisatie niet belast met ideeën die nog niet af zijn. Met zo’n speciaal innovatie team kan het zijn dat anderen zich niet geroepen voelen nieuwe ideeen in te brengen omdat zij niet tot het team behoren.
Creative cultures are inquiring (principe 8). Innovatie gaat over uitproberen, soms falen en opnieuw beginnen en soms over succesvol zijn.
creativity in any domain is a balance of freedom and control
Het laatste principe (9) van Robinson is creative cultures need creative spaces. De fysieke omgeving helpt mee in het creatieve proces en laat de cultuur van een organisatie zien.
More flexible patterns of working time and the pervasive effects of information technologies mean that there is a blurring of boundaries between the home and office, work, play and personal time
Robinson ziet organisaties als organismen die in de ontwikkeling lijken op mensen. Het idee begint in het hoofd van iemand, totdat het begint te groeien. De meest creatieve fase van een organisatie is vaak de beginfase, er hangt een positieve energie, mensen zijn opgewonden, samen ontdekken en uitvinden, alles is mogelijk. Iedereen doet zijn best om het idee te laten slagen en de organisatie succesvol te laten zijn. Na verloop van tijd wordt een organisatie meer ingedut, meer conservatief en zijn er meer regels en procedures. Sommige organisaties worden dan oud en overlijden. Anderen ontdekken zichzelf opnieuw. Robinson meent dat dat gebeurd bij organisaties die investeren in de creatieve kracht van de mensen die er werken. Als je in de mensen investeert investeren de mensen in de organisatie. Dat is de kracht van innovatie en de belofte van creatief leiderschap.
Hoofdstuk 10 – learning to be creative
Robinson heeft in dit boek op verschillende momenten aangetoond dat de reden dat mensen denken dat zij niet creatief zijn het onderwijs is. In zijn ogen kunnen individuen en organisaties hier iets aan doen. Maar hij ziet ook een urgente behoefte om het onderwijssysteem te veranderen. Hij denkt dan niet alleen basisscholen, voortgezet onderwijs en universiteiten, maar aan iedereen die wil leren, jong of oud, vrijwillig of verplicht.
Though it is often forgotten, the core business of schools is to improve the quality of students’ learning. The principles of creative leiderschip apply in education at every level.
Leren is een persoonlijke keuze. Robinson pleit voor persoonlijk onderwijs omdat iedereen op zijn eigen manier leert. Hij heeft hiervoor twee redenen. De eerste is dat wij geen andere keus hebben.
education is personal or it is nothing
Hij ziet persoonlijk onderwijs als een investering en niet als een kostenpost. Het is de enige manier om het niveau op grote schaal te verhogen door gebruik te maken van de energie en verbeeldingskracht van elke student. Het tweede argument dat Robinson gebruikt is dat het mogelijk is. Hij ziet het creatief gebruik van nieuwe technologie als een van de dingen die het mogelijk maken. Hij geeft het voorbeeld van de School of One in New York.
Uiteraard komt creativiteit in dit laatste hoofdstuk terug, het is waar het boek om gaat. Creativiteit is geen onderdeel van het onderwijs. Vaak wordt creativiteit verbonden aan kunst en natuurlijk is kunst heel creatief. Maar om creativiteit alleen aan kunst te verbinden is verkeerd. Andere vakken zoals exacte wetenschap kunnen ook creatief zijn. Robinson heeft hier in een eerder hoofdstuk naar verwezen.
creativity is possible in every discipline and should be promoted throughout the whole of education
Robinson blijft met bijzondere voorbeelden komen, van jongeren die een galerie beheren, ouderen en jongeren die samen lezen, studenten die zelf beslissen over hoe, wanneer en waarover ze les willen krijgen. Voor Robinson is het duidelijk, scholen moeten uit hun getto’s komen. Om het onderwijs te kunnen veranderen moeten scholen samenwerkingsverbanden aangaan. Want iedereen heeft een rol in de toekomst van het onderwijs.
the task of education is not to teach subjects: it is to teach students
Geen enkele school is beter dan zijn docenten. Als je denkt aan je eigen schooltijd dan herinner je de mensen. De medestudenten en de docenten. Sommige docenten waren creatief, konden mooie verhalen vertellen en wisten een klas te boeien. Andere docenten gaven informatie over een onderwerp, zij hadden veel kennis. Zij hadden misschien iets minder met studenten.
Robinson zegt het als volgt. Goede docenten weten dat het hun rol is om studenten te motiveren en inspireren. Dit is een creatief proces op zich.
teaching for creativity is about facilitating other people’s creative work
Er zitten drie taken in creatief onderwijs verborgen. Dit zijn motiveren (laat studenten geloven in de eigen creatieve potentie), identificeren (help studenten ontdekken waar hun sterke kanten zitten als het gaat om creativiteit) en bevorderen (ontwikkel de creatieve vaardigheden van studenten, leer ze zelfverzekerd te zijn, een onafhankelijke houding te hebben en om zelf na te denken).
Na een korte uitleg over the Blue Man Group en de school die zij oprichtte besluit Robinson als volgt.
Whether in the public or the independent sector, in schools or at home, being creative in providing education and promoting creativity are not dispensable luxuries. They are essential to enable us all to make lives that are worth living and to sustain a world that is worth living in. …… We cannot meet the challenges of the 21st century with the educational ideologies of the nineteenth…….. transforming education is not easy but the price of failure is more than we can afford, while the benefits of success are more than we can imagine.
Ik had van te voren niet verwacht dat ik zo’n lange recensie/samenvatting zou schrijven maar het boek heeft me geraakt. Robinson schrijft zo natuurlijk dat het fijn is om zijn verhaal te lezen. De voorbeelden die hij geeft voegen zeker iets toe en de persoonlijke noot geeft je een kijkje in zijn leven. Creativiteit is iets wat ik mooi vind, waar ik blij van word en waarvan ik weet dat sommigen denken het niet te hebben. Ik heb nu geleerd dat wij allemaal creatief zijn. Als we vinden van niet moeten we gewoon leren hoe. Eenvoudiger kan bijna niet. Dat er veel creatieve potentie in organisaties zit besef ik me maar al te goed. Dat wij deze niet altijd aanspreken ook. Tijd dus om dat wel te doen. Iedereen laten nadenken over waarom hij het werk doet (omdat je er goed in bent, omdat het geld oplevert, omdat je er blij van wordt). Iedereen mee laten denken over wat er nodig is om onze klant/gebruiker tevreden te laten zijn. Wat kunnen wij doen om het beter te maken. En ik zal ook zeker vragen aan mijn managementteam om hoofdstuk 9 te lezen. Ik denk dat zij ook geïnspireerd zullen raken, net als ik.
Nog niet genoeg van Ken Robinson kijk dan naar deze TED talk (de 2e uit 2010 – de 1e uit 2006 staat hier)
Een aantal weken geleden werd ik gewezen op een oproep op twitter van SURFnet -Kennisnet om mee te helpen gadgets te testen. Deze gadgets moesten getest worden op de meerwaarde die zij kunnen hebben in het onderwijs.
Devices in het Onderwijs is een project uit het SURFnet-Kennisnet Innovatieprogramma. Met dit project willen SURFnet en Kennisnet de meerwaarde van een device in het hoger onderwijs toetsen. SURFnet vraagt hierbij hulp van de eindgebruiker: Wat zien docenten, onderwijskundigen, ICT&O adviseurs of studenten voor toegevoegde waarde in het onderwijs van het gebruik van nieuwe devices?
Ik kon kiezen uit een touchatag en een Vizux Videobril die ik twee weken mocht uitproberen. Ik koos voor de eerste.
De touchatag is een RFID-lezer die geleverd wordt met een aantal tags. De vraag was of ik een kort filmpje wilde maken en een testrapport wilde invullen. Ik heb dat allebei gedaan. Het filmpje zie je hieronder.
Tijdens het testen kon ik via de website van touchatag een aantal apps gebruiken. Een mooie van Flickr had ik graag getest maar die gaf foutmeldingen dus bleef het bij het verwijzen van de tag naar een website.
Voor het onderwijs zie ik nog niet zoveel mogelijkheden. Het is leuk speelgoed daar niet van. Maar om het nu serieus in het onderwijs in te zetten, ik zie het nog niet voor me. Misschien dat op een lagere school je leerlingen bijvoorbeeld een boek met een tag op de lezer kan laten leggen en dat er dan een filmpje over het onderwerp start. Maar veel verder dan dat gaat het nog niet. Ik zie wel mogelijkheden in het ontwikkelen van apps. En daar zou het onderwijs zeker een rol kunnen spelen.
Vorige week was ik bij Saxion Hogeschool in Deventer voor het congres Kennis delen…en nu echt. Op de website was onder andere onderstaand filmpje over de toekomst van de bibliotheek te zien.
De eerste spreker was John Mackenzie Owen van de Universiteit van Amsterdam. Hij wilde ingaan op het thema kennisdelen met mensen en legde de relatie met de bibliotheek.
Hij liet ons twee foto’s zien, een van een traditionele bibliotheek (lange leestafels en veel boeken) en een van een bibliotheek over 50 jaar (boeken liggen letterlijk op straat). Hij ziet de bibliotheek als een onneembaar bastion met strenge dames en vraagt zich af of de bibliotheek in staat is om dit beeld te veranderen. Ook al doet de bibliotheek erg zijn best om dit te doen.
Kennis delen is het beschikbaar maken van kennis door middel van systemen die aan specifieke voorwaarden voldoen. Kennisdeling is een sociaal proces, de kennisgevers en de kenniskrijgers zijn mensen of organisaties. Mensen moeten bereid zijn om kennis te delen en te halen, systemen alleen werken niet. Er moet voor de mensen een meerwaarde in zitten willen zij de systemen gebruiken.
De problematiek van het delen van kennis:
delen van kennis wordt tot probleem verheven in de bibliotheek
kennisdelen doen we al eeuwen zoals: publiceren, confereren, corresponderen en archiveren
kennisdelen doen we nu voornamelijk via het internet (dat is anders dan vroeger)
en de toegang tot deze systemen verloopt nu bijna geheel en bijna probleemloos via het web.
Volgens Mackenzie Owen zijn de volgende voorwaarden noodzakelijk voor het delen van kennis:
certificatie (kennis moet kwaliteit hebben, moet kwaliteitsstempel hebben)
vertrouwen (ik wissel alleen kennis uit met iemand die ik vertrouw, het systeem moet zorgen dat ik de ander kan vertrouwen en moet mij vertellen wie ik kan vertrouwen)
attributie (koppeling tussen kennis en auteur – je moet bronvermelden)
beloning (kennis wordt pas gedeeld als mensen worden beloond)
Als mensen vervolgens kennis niet willen delen is er meestal een probleem met deze vier voorwaarden en Mackenzie Owen geeft als voorbeeld dat 60% van de saxion studenten wil niet dat hun scriptie openbaar wordt gemaakt.
Als kennis delen geen probleem is, hebben bibliotheken een probleem omdat er geen probleem is om op te lossen.
Mackenzie Owen stelt dat er geen probleem met kennisdeling bestaat, maar met de bibliotheek zelf.
bibliotheken zijn lokale organisaties in een globale wereld (past niet op elkaar en is niet van deze tijd)
bij bibliotheken ligt de nadruk op de collectie in plaats van op de functionaliteit
bij bibliotheken gaat het om het aanbieden van in plaats van het deelnemen aan sociale media (waarom twitteren bibliotheken? – vaak is het geen bijdrage aan kennisdeling – de bibliotheek moet bijdragen aan de discussie)
aanbieding van training in verouderde informatievaardigheden (hebben niets te maken met informatiegedrag van jonge mensen)
kennisdeling op basis van vergaarbak (repositories) model (volslagen idioot idee)
het web is de bibliotheek 2.0
Volgens Mackenzie Owen hebben bibliotheken de neiging richting de moderne tijd op te schuiven maar met behoud van het oude.
Maar hoe moet het dan verder?
Mackenzie Owen denkt aan drie bibliotheken en neemt de universiteitsbibliotheek van Amsterdam als voorbeeld.
de kostbare bibliotheek (mooi oud gebouw met oude werken en bijzondere collectie)
de digitale bibliotheek (paar kamertjes met handje vol mensen die 90% van bibliotheekgebruik afhandelen)
de overbodige bibliotheek (groot gebouw aan Singel, komen veel studenten maar wat zij doen heeft niets te maken met materiaal dat er staat en mensen die er werken)
Hoeveel digitale bibliotheken hebben wij eigenlijk nodig:
iedere bibliotheek zijn eigen e-library
iedere uitgever zijn eigen e-library
maar… allemaal dezelfde functionaliteit
De bibliotheek voor het onderwijs
Mackenzie Owen pleit voor:
een nationale digitale onderwijsbibliotheek voor Nederland
een bibliotheek voor alle vormen van onderwijs
gericht op functionaliteit in plaats van collectie – alle typen van informatie (inclusief leermodules) – onderhoud van licenties
Kennisdelen is vooral een sociaal proces en dat moet je studenten aanleren. Dit is een belangrijke taak voor de bibliotheek.
Mackenzie Owen sluit af. De wereld is echt veranderd dus moet je vanaf 0 beginnen en niet proberen bestaande dingen om te vormen.
Als jij niet zegt wat je wilt zeggen anderen wel wat je moet
Hierna was Erik Duval van de Katholieke Universiteit Leuven aan de beurt. Zijn eerste tweet van vandaag was dat hij naar een event ging over boeken en vrouwen. En hij had gelijk, het overgrote deel van de zaal was vrouw.
Duval is hoogleraar en hij en zijn team onderzoekt onder andere hoe je technologie kunt gebruiken om het onderwijs te verbeteren. Deze spreker had zeker niet misstaan op de onderwijsdagen en ik hoop dat hij daar volgend jaar wordt uitgenodigd.
Disrupting learning:
Duval is ontevreden over het onderwijs (ook al is hij al 20 jaar docent) en zegt dat wij ons veel kunnen permitteren binnen het onderwijs. Het onderwijs is slecht en als je dan experimenteert kan het dus alleen maar beter worden.
learning is (the essence of being) human
Duval wil het delen van kennis / leermiddelen in het onderwijs stimuleren en stelt dat overvloed de motor van innovatie is.
En daarom laat Duval ons kennismaken met Ariadne – een initiatief dat op wereldschaal aan share en reuse doen. Ariadne is een netwerk van repositories van leermaterialen. Momenteel zitten er iets meer dan een miljoen objecten in het systeem. Maar dat is volgens Duval bij lange na niet genoeg. En dus vraagt hij zich af of Google hier niet in moet stappen. Moet er niet een learning.google.com komen?
Duval liet ons nog een filmpje zien van het MACE-project. Tijdens een bienale zijn multitouch tafels ingezet om:
At the Venice Biennale, the mæve installation connects the entries of the EveryVille student competition and puts them into the larger context of MACE content and metadata. By placing physical project cards on an interactive surface, the visitors can explore an organic network of projects, people and media. mæve is designed and developed by the Interface Design team of the University of Applied Sciences Potsdam.
Uiteraard is Duval ook online te vinden en heeft hij een blog. Zijn studenten geeft hij les met behulp van Facebook. En zij bloggen. bookmarken via delicious en twitteren. en natuurlijk staat zijn presentatie bij slideshare.
Het is alweer bijna 2 maanden geleden dat de British Library een interactieve tijdlijn voor docenten en studenten online zette. Met deze tijdlijn is het mogelijk om collectiestukken van 800 jaar geschiedenis chronologisch te bekijken en in context te plaatsen.
In het nieuwsbericht:
View these sources and hundreds more, in the context of other historical documents from the time. Use thematic timelines, such as ‘everyday life’ and ‘politics, power and rebellion’, to make fascinating comparisons, both within time periods and across time. Save or print individual timeline items or add them to your own timeline of favourites.
Als je de website opent duurt het even voordat alles geladen is maar wat je dan te zien krijgt is het wachten meer dan waard.
Als je een periode hebt gevonden die interessant is kun je op een van de ikonen klikken (sneller door de eeuwen, gebruik dan de knop onder aan waarmee je een eeuw vooruit kan springen).
Als je op een van de ikonen geklikt hebt krijg je een popup met meer informatie. Je kan de tekst en de afbeelding printen, downloaden of bewaren in de favorieten.
Ook kun je de afbeelding in detail bekijken. Of wat denk je van een eigen tijdlijn maken, of twee bestaande tijdlijnen met elkaar vergelijken. Het is allemaal mogelijk.
Het ziet er natuurlijk waanzinnig mooi uit en ik kan mij zeker een avondje of wat vermaken op de site. Maar waarom is deze tijdlijn nu speciaal voor het onderwijs gemaakt? Het gaat om het vergelijken van verhalen en het ontdekken van historische connecties.
Roger Walshe, BL’s head of learning, said: Students will be able to trace a variety of stories in one space. For example, an early advert for curry powder from the 18th century reflects the changing tastes of East India Company workers and reveals tales about the politics, trade, culinary and cultural exchange of the time.
Finding innovative ways of engaging with the past is increasingly crucial for students and teachers alike. This timeline demonstrates how we can mesh traditional historical sources with new technologies to support future teaching methods, allowing users to engagingly pursue their own research.
De British Library staat er om bekend voorloper te zijn als het gaat om toegang bieden tot de bibliotheekcollectie voor het onderwijs en met deze tijdlijn bewijzen zij die rol zeker te verdienen.
Als Margreet vraagt om mee te helpen om de aankondiging van 21e Dingen bij zoveel mogelijk mensen onder de aandacht te brengen dan doe je dat gewoon. Dus bij deze, de tekst is van Margreet, ik ben nu even gewoon een doorgeefluik.
Na de aankondiging op De SURF Onderwijsdagen, gaat SURFnet nu echt van start met 21eDingen, een blended learning cursus over ict-tools (eDingen) voor het Hoger Onderwijs. Deze cursus is een mengvorm van face-to-face-leren en online leren en is bedoeld voor ICTO-medewerkers en docenten van hoger onderwijsinstellingen.
Wat zijn de 21eDingen?
21eDingen is een cursus waarin je leert over het gebruik van allerlei ict-tools in het onderwijs, variërend van SURFmedia tot YouTube, van weblogs tot sms-stemmen en van wiki’s tot SURFgroepen. Er worden dus zowel SURFnet diensten als commerciële tools van het web behandeld naast en door elkaar behandeld. Belangrijkste doel is mensen uit het hoger onderwijs kennis te laten maken met het toepassen van deze handige hulpmiddelen in het onderwijs.
De cursus 21eDingen omvat op dit moment de volgende eDingen:
Weblogs;
RSS;
Stemmen;
Videomateriaal zoeken en gebruiken;
Video maken;
Bellen via internet;
Wiki’s;
Weblectures;
Screencasting;
Repositories;
Reference Management Tools;
Informatievaardigheden;
Videocommunicatie.
Voor 20 januari worden daar de volgende eDingen aan toegevoegd:
Social bookmarks;
Sociale netwerken;
Instant Messaging;
Samenwerkingsomgevingen;
Creative Commons.
De cursus 21eDingen wordt gratis aangeboden aan onderwijsinstellingen. ICTO-diensten kunnen de cursus in zijn geheel of gedeeltelijk overnemen en aanbieden aan de medewerkers van hun eigen onderwijsinstelling. Op 20 januari is er een startbijeenkomst voor de cursus. Doel van deze bijeenkomst is in kaart te brengen welke verwachtingen de onderwijsinstellingen hebben van de 21eDingen en welke ondersteuning ze nodig hebben om de cursus intern aan te kunnen bieden. In deze bijeenkomst zal ook besloten worden of er gestart wordt met een pilotcursus waarin de toekomstige cursusbegeleiders zelf aan de slag gaan met de 21eDingen.
Iedereen die de cursus 21eDingen dit jaar of volgend jaar wil aanbieden binnen hun eigen (hoger) onderwijsinstelling, zelf de cursus wil volgen of mee wil denken over hoe de cursus verder vormgegeven zal worden, kan zich aanmelden bij harriet[punt]damen@SURFnet[punt]NL voor het overleg bij SURFnet op 20 januari, van 10.00-11.30 uur.
PROGRAMMA 20 januari 2010
Locatie: kantoor SURFnet, Hoog Catharijne Radboudkwartier, te Utrecht
10.00 – 11.30 uur
Kennismaking in het kort
Toelichting op de 21 eDingen die er nu zijn – stand van zaken. De 21 eDingen op een rij: welke dingen zijn het?
Hoe kun je de cursus gaan gebruiken, hoe pak je het aan, wat heb je ervoor nodig?
Reacties uit de groep op de 21edingen en het draaiboek: Hoe zien jullie het voor je? Wat wil je ermee?
Na drie jaar van onderzoek heeft MIT onlangs een boek gepubliceerd over hoe jongeren leven en leren met nieuwe media.
Conventional wisdom about young people’s use of digital technology often equates generational identity with technology identity: today’s teens seem constantly plugged in to video games, social networks sites, and text messaging. Yet there is little actual research that investigates the intricate dynamics of youth’s social and recreational use of digital media. Hanging Out, Messing Around, and Geeking Out fills this gap, reporting on an ambitious three-year ethnographic investigation into how young people are living and learning with new media in varied settings—at home, in after school programs, and in online spaces.
Door te focussen op de praktijk in het gebruik van nieuwe media binnen de alledaagse context geeft het boek de relatie weer van jongeren en nieuwe media. Hiermee gaat het boek verder dan alleen te kijken naar media- en technologie trends en hoe jongeren hierop reageren.
Met behulp van 23 verschillende casestudies zoeken de auteurs naar groep dynamiek en verdieping in de analyses.
De hoofdstukken zijn onderverdeeld in:
Media Ecologies
Friendship
Intimacy
Families
Gaming
Creative Production
Work
Ik heb het boek nog niet gelezen, alleen door heen gebladerd, maar hij staat zeker op mijn toread lijstje. De voorbeelden die gegeven worden van jongeren die zijn geïnterviewd voor het onderzoek (bijvoorbeeld een dag in het leven van een 12-jarige, een msn-achtige conversatie, etc) geven een kijkje in het leven van de jongeren die verder gaat dan het alleen beschrijven.
Met dank aan: Ayman (waar ook een pdf van het boek te vinden is)
De TU Delft is zo groot dat je, ook al werk je er al jaren, nooit van alles op de hoogte kan zijn. En dat is eigenlijk best heel jammer. Want er gebeuren leuke en interessante dingen in het onderwijs. Bijvoorbeeld deze:
Merel maakte, samen met een aantal andere studenten, een filmpje over de nieuwe roze SENZ paraplu. Dit als een opdracht voor de TU Delft. Dit filmpje stuurde ze niet naar de marketingafdeling van de TU, maar naar Young Marketing. Omdat zij dacht dat dit filmpje goed aansluit bij de doelgroep van de website. En Dennis van Young Marketing dacht dat ook en dus plaatste hij het filmpje en zo kwam ik het tegen toen ik mijn rssfeeds aan het lezen was.
Maar waarom plaatst de TU Delft dit soort initiatieven niet op de website. Hier kan ik alleen maar naar gissen. Misschien omdat de marketingafdeling ook niet weet dat dit soort pareltjes in het onderwijs ontstaan. Misschien omdat de marketingafdeling ook niet precies weet wat er in het onderwijs gaande is. Begrijp mij niet verkeerd, dit is geen verwijt. Ik vind het alleen erg jammer. Want nieuwe studenten overhalen om naar Delft te komen kan natuurlijk, zoals altijd is gedaan, met het tonen van grote ontwikkelingen en uitvindingen die wij altijd al in het nieuws zien. Maar het kan ook door het laten zien van dit soort initiatieven. Laten zien dat het onderwijs veel meer is dan alleen maar college volgen en boeken lezen. En dus laten zien dat je bij de TU Delft ook heel creatief mag zijn met nieuwe media.
Overigens is het niet alleen interessant voor aankomende studenten. Ook collega’s en medestudenten breng je door het laten zien van het gebruik van nieuwe media op ideeen. Dat Merel het filmpje op Vimeo plaatst en op zoek naar naar exposure kan ik alleen maar toejuichen. Want ook dat hoort volgens mij bij onderwijs, laten zien wat je doet en hier zoveel mogelijk mensen van op de hoogte brengen. En dus plaats ik het filmpje ook hier, want Merel (en de andere studenten) jullie zijn goed bezig en dat mag wat mij betreft iedereen weten ook!