Elk jaar, zo ongeveer in oktober, begint de discussie in mijn hoofd. Ga ik wel of niet naar de SURF Onderwijsdagen Belangrijkste vraag is natuurlijk wat ga ik er doen? Ga ik iedereen weer ontmoeten, zijn er interessante sessies die ik echt niet kan missen. Maar dit jaar speelde er nog meer. De Onderwijsdagen zijn dit jaar niet in Utrecht maar in Rotterdam. Voor mij een thuiswedstrijd. Maar dat alleen is niet voldoende reden om mij ook echt in te schrijven. Het programma dan. De laatste tijd houd ik me steeds minder met onderwijsdingen bezig. Ik heb wel wat aan mobiel gedaan dit jaar, maar dat was het dan ook wel. Geen grassroots begeleid, geen learning centre ingericht. Maar wel bezig geweest met sociale innovatie en het nieuwe werken. Nieuwe thema’s die misschien in de verte ook wel iets met onderwijs te maken hebben, maar dan moet ik wel even zoeken naar de connectie. Met nog wel een belangrijkere vraag, vind ik die connectie op de Onderwijsdagen. Ik zag het niet voor me en dus besloot ik om niet naar de Onderwijsdagen te gaan.
Punt.
Niet dus. De discussie in mijn hoofd werd weer geopend toen ik werd gevraagd om tijdens de Onderwijsdagen te komen bloggen. En deze discussie was nog lastiger dan enkel de vraag ga je wel of niet. Want schrijven over sessies, sfeerimpressies geven, zelfs een introblogpost werd gevraagd. Kun je het maken om te gaan bloggen als je al hebt besloten om niet te gaan. Het programma werd nog een keer kritisch bekeken. Er werd over en weer gemaild met SURF. De punt werd een komma. Ik ga naar de Onderwijsdagen. Op woensdag.
En dan de volgende vraag. Naar welke sessie ga je? En dat wil ik graag aan jou overlaten. Vind jij dat ik een bepaalde sessie echt moet volgen en er over moet schrijven, vertel het me in de comments. Ik beloof aan jou een eerlijk verslag terug. Het kan dan dus voorkomen dat ik ergens naar toe ga waar ik zelf niet voor zou kiezen. Dat geeft niet, ik laat me graag verrassen.
(Dit jaar wordt er ook volop geblogd tijdens de Onderwijsdagen, lees de bijdragen van Frank, Raymond, Willem, Wilfred, Joel, Erwin, Pierre, Karin en mijzelf op het Onderwijsdagenblog)
Afgelopen dinsdag en woensdag was ik bij DE Onderwijsdagen van SURF. Een vol programma stond klaar en was vanuit huis al te bekijken via de speciale iphone app die kort voor het congres was gelanceerd. Enige nadeel van de app was dat je niet je eigen programma kon bewaren dus was ik nog steeds elke sessie aan het kijken waar ik daarna naar toe zou gaan en op welke verdieping ik moest zijn.
Dag 1 begon met een keynote van Erik Duval (hoogleraar computerwetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven). Zijn presentatie is te vinden op slideshare en dus te embedden in deze post.
En zijn presentatie is opgenomen en staat op YouTube.
Interessant aan de presentatie van Duval is om na te denken over de consequenties van learning analytics. Waarbij analyse-instrumenten worden ingezet tijdens het leren om een betere kijk te krijgen op, hoe de efficiëntie is, welke materiaal er wordt gebruikt, etc. Trek dan de analogie door van een dashboard. Hoe snel of hoe traag ga je, hoe staat het met de brandstof (denk hierbij aan energieniveau), welke bronnen gebruik je – dit wordt gereduceerd naar een wijzer die laat zien of je nog op schema ligt. Zijn studenten maakten hiervoor de app Streamy. Voor studenten en docenten kunnen deze tools helpen. Maar helpen de tools ook? Duval onderzoekt dit met zijn studenten. Conclusie tot nu toe is dat docenten en studenten een betere grip krijgen op hoe het nu gaat. Interessante materie dus zeker kijken deze keynote.
Hierna ging ik naar de presentatie van Ronald van den Hoff die vertelde over Society 3.0 en de impact hiervan op het onderwijs.
Een boeiend verhaal over veranderende systemen en samenlevingen. Met de volgende conclusie:
ga experimenteren, probeer niet het bestaande van binnenuit te veranderen maar probeer iets nieuws naast het bestaande. Het oude wordt dan steeds kleiner en het nieuwe groeit er in verder. Laat mensen die niet willen of kunnen het oude doen, laat de anderen zich met het nieuwe bezig houden. Je leert alleen van dingen die fout gaan, laat die fouten zien, leer ervan. We moeten elkaar helpen om weer te leren lopen. Als we geen fouten maken groeit het systeem niet.
Voor de volgende sessie koos ik voor de sessie over Creative Labs in het HO van Frank Kresin (Waag Society). Kresin liet de zaal zien wat je nodig hebt aan faciliteiten en methoden om een creative lab te maken in de eigen onderwijsinstelling. Een paar kernbegrippen kwamen voorbij, als mensgericht ontwerpen, bouwen om te leren en interdisciplinair samenwerken. Kresin gaf ook voorbeelden van Creative Labs in Nederland (Hogeschool Utrecht – Concept Space, Rijkswaterstaat – LEF Future Center, TU Delft – ID studio Lab, Universiteit Twente – Smart Xplab, Leeuwarden – Gameship, Fablab in Arnhem en VU Amsterdam – C@mera)
bouwen om te leren / denken door te maken
Een Creative Lab is een omgeving die creativiteit stimuleert, die flexibel in te richten is en waar je kan samenwerken in multidisciplinaire teams. In een Creative Lab zijn technologisch mogelijkheden voorhanden die je niet elders zo gemakkelijk vindt. In het onderwijs kan een Creative Lab gebruikt worden om samen te werken, te brainstormen, te ontwerpen, te bouwen, te programmeren, te implementeren, te onderzoeken, te verpakken of te ondersteunen. De mogelijkheden zijn eindeloos en dus vraag ik mij af, waarom zijn er niet veel meer Creative Labs in Nederland te vinden. Misschien kan ik de TU Delft Library ervan overtuigen om er een in het gebouw in te richten.
Na de lunch ging ik naar de sessie Weg met de computer! Lang leve de tablet! van Michael van Wetering (Kennisnet) en Kees Versteeg (Hondsrug college). Van de Wetering liet ons nadenken over het tablet eco systeem, welke soorten zijn er, hoe ga je online (onderweg, thuis, werk), waar bewaar je je content. Hij ziet drie mogelijkheden voor de tablet binnen het onderwijs.
consumptie / lezen van boeken en tijdschriften
interactie / browsen, nieuws lezen en games
creatie / samenstellen, maken, schrijven en presenteren
Voor het laatste is het de tablet misschien nog niet het meest geschikte apparaat maar leveranciers van software pakketten denken wel steeds meer na over toepassingen van hun product op een tablet. Het kost nog een paar jaar of we weten niet beter en gebruiken de tablet net zo makkelijk voor creatie als voor consumptie.
Kees Versteeg vertelde over het iPadproject bij het Hondsrug College in Emmen. Zijn verhaal had ik al eerder gehoord maar het blijft inspirerend. Een mooi voorbeeld van het gewoon doen.
Bas Haring sloot de dag af met een reflectie op het thema van de dag.
Op dag twee werd de ochtendkeynote van Hans Aarsman verplaatst naar de middag en dat was fijn want het was mijn laatste sessie van de dag en zorgde ervoor dat ik met een glimlach naar buiten vertrok, wat een leuk verhaal!
Verder zag ik op dag twee een presentatie van Peter Stadhouders en Yvette van den Bersselaar over Augmented Reality in het groen onderwijs.
Na een uitleg over hoe AR in het groen onderwijs wordt ingezet werd uitgelegd wat AR is en wat je ermee kan. Ik vond het jammer dat het om een project ging dat net nieuw is, waar nog geen conclusies getrokken kunnen worden en wat eigenlijk nog een experiment is. Maargoed leerlingen vinden het fantastisch en de docenten zijn inmiddels ook om. Volgens Stadhouders zijn de voordelen voor het onderwijs als volgt:
versnelling in het proces, je bent sneller bij de kern
kan individueel, zelfstandig kunnen studenten door werken
je zet een stap in de belevingswereld van de leerling, ze vinden dit leuker dan een boek lezen, Stadhouders denkt dat de stof beter beklijfd maar hier is nog geen onderzoek naar gedaan
Over de sessie Leren van de toekomst zal ik niet veel vertellen. De opname spreekt voor zich.
3 weken – 2 klassen – 30 innovatieve toepassingen – in gebruikelijke les – een experiment.
De laatste keynote van de dag, van Russell Prue zag ik vanuit huis. De verbinding was niet helemaal perfect dus wil ik deze keynote op een later moment terugkijken.
Het lastige aan de Onderwijsdagen is het diverse aanbod aan sessies. De ene sessie is inhoudelijk veel beter dan de andere, soms zijn titels verkeerd gekozen en zit je echt fout, soms is de zaal vol en moet je je haasten om een alternatieve sessie te kunnen volgen. Dit jaar was ik minder geïnspireerd dan vorig jaar. Wat dat betreft was vorig jaar wel een topjaar, ik denk nog steeds na over dingen die ik daar heb gehoord en ik heb nog steeds niet geschreven over een sessie over het internet der dingen waar ik toen bij aanwezig was.
Het is te makkelijk om te zeggen dat de formule van de Onderwijsdagen misschien een update kan gebruiken zonder met een alternatief te komen. Maar op de een of andere manier bruist het niet, er is geen buzz op de beursvloer, de energie mist.
Wat ik ook mis zijn de echt innovatieve sessies, de spannende zaken, de bijzondere experimenten. Maar misschien zijn de onderwijsdagen daar niet voor, het gaat tenslotte om ICT in onderwijs en daar proven technology meestal leidend. Laat ik afsluiten met iets positiefs, de app was mooi vormgegeven en werkte goed.
Slides van de presentaties staan op slideshare en de video’s van sommige sessies en keynotes op YouTube.
Het duurt nog een paar weken maar je kunt je al aanmelden voor het 8e Edubloggersdiner. Traditiegetrouw op de maandagavond voor de Onderwijsdagen. Dit keer dus op maandagavond 7 november. In Utrecht (zoals altijd). Karin en ik zoeken nog naar een geschikte locatie (op de een of andere manier werken restauranteigenaren dit keer niet zo goed mee). Verschillende walking diner arrangementen heb ik in de mail langs zien komen. Walking diner ja, want zittend eten vinden wij saai. Lekker rondwandelen, veel onderwijsmensen spreken, oude bekenden en nieuwe mensen ontmoeten, maar ook veel lol hebben.
wanneer: maandag 7 november
waar: nog niet duidelijk maar in ieder geval in Utrecht
aanmelden: hier
voor wie: iedereen die onderwijs een warm hart toedraagt, wel of geen edublogger is, wel of niet de onderwijsdagen bezoekt, eigenlijk is iedereen gewoon welkom!
Volg @edubloggerdiner voor de laatste updates (weet iemand nog een goede hastag? – misschien moeten we eens en voor altijd de naam goed afspreken – ik heb al langs zien komen edublogdiner, edubloggerdiner, edubloggersdiner)
Een paar weken geleden werden de Onderwijsdagen in Utrecht gehouden. Dit jaar een iets andere opzet, meer pauzes en tijd om te netwerken, geen beursvloer en geen feest. Toch kan ik tevreden terug kijken op het congres dat begon op de avond ervoor met het Edubloggersdiner. Ik heb heerlijk gegeten en bijgepraat met (on)bekenden. En nu heb ik 12 pagina’s aantekeningen voor me en moet ik besluiten. Maak ik er een lange post van of knip ik hem op, geef ik de sessies waar ik echt enthousiast van werd meer ruimte op mijn blog? Ik zal het tijdens het schrijven besluiten.
Wim Liebrand (directeur SURF) opent de Onderwijsdagen en heeft even een babbeltje met Sander Breur (voorzitter LSVb). Sander is echt een student van deze tijd. Hij gebruik Google en Ctrl F als hij een online tijdschrift leest. Hij heeft drie mobiele telefoons en zoekt met layer de dichtstbijzijnde pinautomaat tijdens een avondje stappen. Hij praat over docenten die verslagen per post willen krijgen terwijl Sander niet eens weet waar hij postzegels moet kopen. En dus zit in zijn beleving het probleem aan het begin, dus bij de docent als het gaat om onderwijs. Een beetje kort door de bocht maar ach, hij is nog jong zullen er veel zeggen. Zijn opmerking over twitter en dat anderen daar iets aan moeten hebben stoorde mij meer. Zeker als je deze tweet van Sander bekijkt.
Vertel eens Sander, wie heeft er iets aan deze informatie….
Curtis Johnson – senior partner Education Evolving
Het boek dat Johnson schreef Disrupting Class, Expanded Edition: How Disruptive Innovation Will Change the Way the World Learns is nog steeds verkrijgbaar. Maar wat is disruptive innovation? Johnson legt uit dat het oude niet wordt verlaten maar dat het voor andere doelen wordt gebruikt, bijvoorbeeld paarden die nu worden gebruikt voor recreatie in plaats van handel.
wat zou Gutenberg denken als hij een ipad vast mag houden
Maar hoe zit dat dan in het onderwijs? Het onderwijs is geen industrie, waarom daar dan disruptive innovation inzetten. Johnson ziet het onderwijsmodel dat niet van deze tijd is. De politiek is niet het probleem. Het probleem is dat kinderen nog steeds achter elkaar in rijen zitten met een docent ervoor. Als je die situatie bekijkt lijkt het alsof onderwijs een schaars goed is maar niets is minder waar.
Jongeren van nu nemen kennis in zich op, ze verbinden het, maken mash-ups en als studenten niet mee gaan worden ze gestraft. Werkt dat? Johnson meent van niet.
Als studenten willen leren kunnen wij ze niet stoppen en als ze niet willen kunnen wij ze niet overtuigen. Standaardiseren helpt volgens Johnson niet, het is ook niet van deze tijd, maar het is wel handig voor de docent. In de optiek van Johnson is radical personalisation het enige dat helpt bij de groep die nu buiten de boot valt.
Johnson verwijst naar de S-curve die in de industrie vaak wordt gebruikt om vooruit- en achteruitgang te kunnen bepalen. Het onderwijs zit momenteel onderaan de S-vorm. In 2018 zal de meerderheid aan het plafond zitten. Maar stel dat dat gebeurd. Pas dan gaan scholen er volgens Johnson anders uitzien. En als voorbeeld geeft hij een school met 180 leerlingen die allemaal achter een pc zitten. Het ziet er niet naar uit alsof dit een onderwijsomgeving is, maar dat is het wel en alle leerlingen leren op hun eigen manier.
Moet je als onderwijs lijdzaam toezien terwijl je weet dat dit er aan zit te komen? Johsnon vindt van niet, hij meent dat het onderwijs disruptive innovation moet omarmen. Zoals bijvoorbeeld IBM heeft gedaan. Zij spenderen geld, ruimte en mensen aan disruptive innovation. Deze groep is autonoom en beslist zelf over innovatie. Zoiets hebben wij in Nederland niet.
by 2018 the majority of learning will be learning online
Wilfred gebruikte – zoals al eerder – een twitter backchannel om de mensen in de zaal en thuis mee te laten doen. Hij schreef erover op zijn blog.
Wat zijn de factoren om intrinsieke motivatie te bevorderen:
autonomie – eigenaarschap – geef studenten autonomie over eigen leren, laat ze de keuze hebben over gebruik van technologie – geldt ook voor docenten
doelgerichtheid – betekenisvol en authentiek – discussies worden ingezet binnen ELO maar staan vaak los van het curriculum – wat is dan het doel van de discussie
meesterschap = betrokkenheid – meesterschap krijg je vaak pas door betrokkenheid te creëren – geef je door feedback en niet door het afnemen van toetsen – anders motiveer je niet om de lat hoger te leggen, geef zelf het voorbeeld van een goede meester te zijn
sociale verbondenheid en social presence – je doet het met anderen samen – dat leren – gevoel van vertrouwen en onderlinge verbondenheid
perceptie van interactie – gevoel dat studenten hebben dat zij in omgeving zitten waarin zij beroep kunnen doen op anderen (docenten en medestudenten) – skype als voorbeeld – mocht je wat willen vragen dan zijn vrienden online – geeft fijn gevoel
mogelijkheid om te delen met anderen = motiverend – gaat beter zijn best doen om kwaliteit te leveren – wij maken gesloten omgevingen
privacy – leerlingen zijn bereid om te publiceren maar willen ook dingen voor zichzelf houden
progressie zien – speelsheid – is arbeidsintensief maar levert wel veel op – geven feedback – wel voorstander van formatieve toetsen, voortgangstoetsen – play bevorderd motivatie – moeten we massaal gamen – nee – maar wat maakt game aantrekkelijk
gebruikersvriendelijkheid
Houd daarbij in gedachten dat:
mensen/studenten gebruiken de eigen meegebrachte technologie
social media met eigenschappen in relatie tot gebruik – eigenschappen die appelleren aan groot aantal factoren die eerder zijn genoemd
server based computing – centraal beheerde en geïnstalleerde applicaties, gepersonaliseerde werkomgeving (mac, windows, linus, eigen applicaties) – voor lerenden en docenten werkt dit motiverend, ICT beheer is niet perse meer nodig – binnen beheersomgeving gebruik maken van de technologie
Wilfred eindigde met een bijzonder mooi initiatief.
Maar de spreker maakte geen vrienden toen hij zei dat studenten voor onderwijscontent moeten betalen, dat bibliotheken onhandig zijn (wist hij wel dat zij vaak het materiaal al in huis hebben en dat studenten er dus niet voor hoeven te betalen) en dat je met een laptop niet in de trein gaat zitten (maar met een iPad wel).
Ik heb het niet afgewacht en ben weggegaan. Had beter een andere sessie kunnen kiezen.
Michiel Muller / oprichter route mobiel
Wat een feest om tijdens de laatste sessie van de dag te mogen luisteren naar Michiel Muller. De oprichter van Route Mobiel gaf ons een kijkje in dit bedrijf en wat zij er aan hebben gedaan om ANWB-leden te trekken. De voorbeelden waren grappig, interessant en leerzaam.
Hoe zij de creatiespiraal van Marinus Knoope hebben gebruikt en alle fasen hebben doorlopen.
De wens was:
een alternatief bieden voor ANWB
zonder hoge investeringen (gebruik bestaand netwerk, landelijke en internationale dekking)
met de beste partners
en uitbestede operaties
Verbeelden:
publiek kunnen overtuigen dat alternatief bestaat
prikkelend en confronterend
effectief
Geloven & uiten
4 miljoen anwb leden
recessie
sleeping giant
tango ervaring
intuïtie (laatste 20% is gewoon een gok)
Onderzoeken en plannen
marktonderzoek
marketing plan
communicatieplan
pr plan
financiering
operaties
Conclusie:
De samenwerking is cruciaal geweest – je hoeft niet alles zelf te doen. Ideeën van buiten de organisatie binnen brengen, stap over not invented here en ideeën van binnen naar buiten brengen en een ander het laten doen.
(registratie/filmpje staat helaas niet online)
Je kent het wel. Het bedrijf waar je werkt zit op punt A en iedereen draait rondjes om dit punt. Er zijn collega’s die veel mogelijkheden zien buiten punt A maar die worden belemmerd door het systeem om hier iets mee te doen. Totdat iemand gewoon besluit om naar punt B te gaan. Ook al is dit niet altijd even succesvol. Je hebt vanaf punt B wel weer meer mogelijkheden. Zo zie je ineens punt C, die je niet zag vanaf punt A. Dus, innoveer, doe om verder te komen, open nieuwe perspectieven door los te laten en gewoon te gaan.
Er zijn video’s van een aantal van bovenstaande sprekers, die vind je hier. En de presentaties van alle sprekers van dag 1 staan op slideshare.
Dit jaar alweer de zevende keer. De tijd gaat snel. De eerste keer was ik er niet bij, voelde me nog niet echt een blogger, laat staan een edublogger. De jaren daarna was ik van de partij en organiseerde ik zelf ook een edublogdiner, bij de Winkel van Sinkel. De groep werd elk jaar een beetje groter. Mijn eerste keer waren we met zijn 10-en geloof ik. Erg knus was dat. Vorig jaar kon ik er niet bij zijn maar dat werd zeker goed gemaakt door alle tweets die aan mij werden gestuurd tijdens het eten. Omdat ik het dit keer niet wilde missen hebben Karin Winters en ik gewoon al iets geregeld. Lekker Italiaans eten. In buffetvorm zodat je tijd krijgt om bij te kletsen en nieuwe mensen te ontmoeten.
Wanneer: 8 november
Waar: Utrecht – Delano
Inschrijven kan op de wiki.
Nu verwacht iedereen een verslag van de sessie van Wilfred Rubens en normaal gesproken zou ik dat ook doen, maar nu een x niet (sorry Wilfred). Als je wilt weten wat Wilfred allemaal vertelde kijk dan even naar de presentatie die gewoon online staat, de flip-video’s die Willem maakte of lees het verslag bij andere bloggers.
Ik wil het graag hebben over de discussie die de presentatie van Wilfred opriep. Pierre schreef er ook al over maar ik geef graag mijn eigen versie van het geheel weer.
Het gaan om het volgende:
Zeggen beelden meer dan woorden? Begrijp je waar ik heen wil?
Nee…. wel….. misschien een beetje… Ik leg het uit. De sessie van Wilfred was de enige sessie waar ik bij was waar de techniek explosief gebruikt werd. Er werd getwittert, geblogd, gefilmd (live stream), gefotografeerd en er was een backchannel. Er was geen ontkomen aan, als je in de sessie aanwezig was ben je nu vast ergens online te vinden. En wil je dat? Nee misschien wel niet. Kon je wegkruipen, nee. Kon je opstaan en weglopen, nee niet echt. Werd je van te voren gewaarschuwd of had je het kunnen weten, nee. Of misschien toch wel. Iedereen die Wilfred kent weet dat hij graag experimenteert en wil laten zien wat nieuwe technologie voor het onderwijs kan betekenen.
Ik kan mij voorstellen dat een aantal mensen in de zaal zich rotgeschrokken is van het mediageweld en het gebruik van techniek. Ik kan mij ook voorstellen dat een aantal mensen denkt oeps ik sta met mijn kop online en dat wil ik helemaal niet. En ik kan mij ook voorstellen dat een aantal mensen niet wilden reageren op een kwestie die Wilfred in de groep gooide omdat zij dan een microfoon onder de neus geduwd kregen en gefilmd werden. Begrijp mij niet verkeerd, dit is geen verwijt aan het adres van Wilfred, ik probeer alleen duidelijk te maken dat de discussie die over dit onderwerp na de sessie plaatsvond een zinvolle is en dat wij moeten nadenken over datgene wat wij tijdens presentaties doen met techniek.
Want stel nu dat je gefotografeerd bent en je wilde dat niet. Kun je hier dan iets tegen doen. Ja! Je kan degene die de foto gemaakt heeft vragen deze te verwijderen. In mijn geval, de foto’s van de OWD2008 staan op Flickr en ik heb kiekjes gemaakt van mensen in de zaal. Ook van mensen alleen. Wil je dit niet, mail dan even dan haal ik de foto weg. Ik heb geen toestemming gevraagd aan degenen van wie ik de foto heb gemaakt. Sommigen wilden zelfs graag op de foto en vroegen mij er een te maken en die online te zetten. Ook SURF had een fotograaf ingehuurd die rondliep en de sfeer vastlegde. Deze foto’s komen vast niet allemaal online maar zullen, denk ik, wel gebruikt worden in materiaal van SURF. Hier heb ik geen controle over als deelnemer, ik kan niet op voorhand tegen SURF zeggen dat ik niet gefotografeerd wil worden aangezien SURF mij niet laat weten dat zij dit doen. Maar ik vind dit niet erg. Er zullen mensen zijn die dit wel erg vinden. Dus is het dan handig als SURF volgende keer laat weten dat het gebeurd en dat als je niet gefotografeerd kan worden je dit aan kan geven door het dragen van bijvoorbeeld een button?
Met betrekking tot de andere media die gebruikt werd, het ging snel en het was veel. Veel tweets, veel teksten die over het scherm van het backchannel rolden en waarvan Pierre probeerde een samenvatting te maken. Sommigen vonden dit afleiden, anderen niet. En met wie houd je rekening. Met degenen die qua mediagebruik voorop lopen en zich hierdoor niet bedreigd voelen of met hen die het allemaal een beetje over de top vinden en die liever een powerpoint te zien krijgen met binnen de presentatie weinig digitale interactie? Wat mij betreft met de eerste groep en probeer je de tweede groep op een sympathieke manier te laten zien wat er gebeurd. Ik heb geen oplossing voor dit “probleem”. Ik weet wel dat als ik naar de Onderwijsdagen ga ik verwacht dat er veel nieuwe techniek is, dat ik nieuwe dingen leer en dat ik verrast word. En dat is iets wat ik de laatste jaren een beetje mis bij de Onderwijsdagen. En daarom genoot ik erg van de sessie van Wilfred omdat het naar mijn idee hier gebeurde. Je kon erbij zijn (in de zaal of daarbuiten) en je kon je onderdompelen in het gebruik van nieuwe techniek/media in de hoop dat je toepassingen ziet voor het onderwijs.
Maar goed de discussie achteraf ging over grenzen, beeldrecht en het gebruik van techniek. Het was een interessante discussie waar het laatste woord nog niet over gezegd is. Jammer dat het bij sommige aanwezigen weer een jaar duurt voordat wij elkaar irl zien. Maar misschien kunnen wij de discussie online verder voeren.
Ik vraag aan de lezer het volgende:
verwacht je van een spreker dat hij/zij je van te voren uitlegt dat er live gestreamd, gefotografeerd, getwtitterd en gefilmd wordt?
verwacht je van de spreker tijd om dit tot je door te laten dringen zodat je de zaal kan verlaten
vind je dat de zaal uitmaakt of er nieuwe media gebruikt mag worden (dus als de meerderheid vindt dat het niet gebruikt mag worden dat een spreker dit ook niet doet)
of verwacht je van een spreker juist dat hij deze nieuwe media gebruikt en probeert uit te leggen wat dit kan toevoegen in het onderwijs, met andere woorden leren door te doen of leren door te beleven
Ik ben uiteraard erg benieuwd naar jullie antwoorden!!
Een van de weinig Engelstalige presentatie op de SURF Onderwijsdagen kwam van Alastair Dunning van JISC, de SURF van de UK zeg maar.
Dunning sprak voornamelijk over de Strategic Content Alliance en dan met name dat deze Alliance fungeert als paraplu voor digitale content uit de UK.
The aim of the Strategic Content Alliance (SCA) is to build a common information environment where users of publicly funded e-content can gain best value from the investment that has been made by reducing the barriers that currently inhibit access, use and re-use of online content.
Dunning legde uit dat de reden om de Alliance op te richten de hoeveelheid digitale content was die beschikbaar wordt gesteld door verschillende organisaties uit de publieke sector. Iedere organisatie deed dit op zijn eigen manier zonder overleg te voeren of samen te werken.
to many agencies for different audiences
Vragen die de Alliance zichzelf stelde waren:
Is the content really used
Is the ocntent being discovered
Has the content been licensed
Is the ocntent being maintained
Is the content contextualised
Zoals gezegd er wordt weinig samengewerkt door scholen, universiteiten, ziekenhuizen, musea, etc. Daarnaast is er een gebrek aan gedeelde kennis over onder andere infrastructuur. Iedereen vindt, volgens Dunning, het wiel opnieuw uit. Er zijn geen best practices waar anderen van kunnen leren en dat kost veel tijd, geld en creatie van (onnodige) software.
De oplossing: Strategic Content Allience met onder andere het JISC Mass digitisation programme (2004-2009) en JISC Enriching digital resourses (2008-2009).
Eerst werd er gezocht naar gebruikers en werden doelgroepen geanalyseerd. Vragen als waarom willen gebruikers content, wat is de behoefte en hoe kunnen we de doelgroep opdelen in kleine groepjes werden opgelost en de creatie van een toolkit voor het meten van impact van gebruik en voor een analyse van de doelgroepen was een feit.
Hierna spreekt Dunning over zogeheten silo’s. Dit zijn containers met metadata waarbij de gebruiker de relatie tussen die silo’s moeilijk kan leggen. Hoe zorg je er nu voor dat die silo’s vol informatie samen komen? Dunning geeft voorbeelden, zoals de Virtual Manuscript Room. Er wordt onderzocht of web 2.0 onderdelen ingezet kunnen worden in het ontsluiten van het materiaal.
BBC Memoryshare is een site waar gebruikers hun persoonlijke herinneringen kunnen uploaden, gesorteerd op plaats en tijd, lopend vanaf 1 janurai 1900. Wil je naast tekst ook beelden delen met anderen dan kun je deze uploaden naar de Flickr groep.
Bij het ter beschikking stellen van content door organisatie uit de publieke sector speelt uiteraard copyright ook een belangrijke rol. Het kost veel tijd en geld om rechten af te kopen en vooral bij gemengde content wordt het nog lastiger om duidelijk te krijgen hoe het precies zit met rechten. Hier helpt de Strategic Content Allience die rechtenkwesties onderzoekt en probeert om templates te creeren.
Tot zover niet veel nieuws. Totdat Dunning begint over sustainability – waarbij hij uitlegt dat veel digitaliseringsprojecten, juist ja, projecten zijn en dat na afloop van die projecten het geld vaak op is. En als het geld op is kunnen er geen nieuwe werkzaamheden plaatsvinden en is het mogelijk dat een initiatief doodbloed (eye-opener). Niet wenselijk. En dus geeft Dunning hier de bibliotheken een belangrijke rol. Zij moeten in het kader van de digitale bibliotheek of de bibliotheek van de toekomst deze projecten oppakken en verder uitwerken.
En als laatste staat Dunning stil bij context. Want zonder context zijn afbeeldingen soms niet te begrijpen. De context van een beeld wordt duidelijk door middel van metadata. Deze metadata moet bij het beeld aanwezig zijn voordat het onderwijs er mee aan de slag gaat.
In Engeland is er dus een Alliance. In Nederland…. ik weet het eigenlijk niet. Ik weet dat bibliotheken samenwerken en overleg voeren en ook musea. Maar bibliotheken en musea samen, ik ken de voorbeelden nog niet. En al helemaal niet tussen bibliotheken, ziekenhuizen, gemeentehuizen en andere publieke instellingen. Misschien wordt het in Nederland ook tijd voor een Alliance. En misschien moet de KB hiermee beginnen.
in deze workshop staat een methode centraal om beelden uit te wisselen over kennis. Hierbij wordt gebruik gemaakt van metaforen.
Mijn aandacht is gewekt. Dit wordt leuk en bijzonder en dat werd het ook. Maar een verslag ervan maken is lastiger.
Daan Andriessen (Lector Hogeschool INHolland) spreekt over de rol van kennis binnen organisaties, een vraagstuk waar hij al ongeveer tien jaar mee bezig is en waar hij een nieuw boek over heeft geschreven.
Want wat is nu eigenlijk kennis? Al meer dan 2000 jaar worden er door denkers wijze woorden over dit onderwerp gezegd en geschreven. Een aantal dingen vallen Andriessen hieraan op. En hij vraagt wat de zaal denkt over het onderwerp. Zij komen met het volgende lijstje:
Leidt competentiegericht onderwijs naar kennis?
Knip-plak cultuur
Diep leren versus oppervlakkig leren
Toetsen van kennis
Parate kennis
Oude kennis versus kennis die nodig is voor innovatie
Eerste en tweede hands kennis
Hierna gaat Andriessen in op definities van kennis. Maar ook op wat nu precies metaforen zijn. Een metafoor is een beeldspraak. Je bedoelt het niet letterlijk, maar als voorbeeld. Recente inzichten tonen aan dat metaforen belangrijke mentale gereedschappen zijn, die veelal onbewust worden gebruikt, om structuur en betekenis te geven aan abstracte objecten. Als wij de toekomst willen aanduiden wijzen wij naar voren en voor het verleden naar achteren. Er is een volk in de Andes dat het precies andersom doet.
Andriessen heeft drie artikelen over kennismanagement geanalyseerd en kwam hierna tot een aantal categorieën:
kennis is een object (lokaliseren, verplaatsen, uitwisselen van kennis)
kennis is een bron (schaars goed, gebruiken, kennis is enige hulpbron die niet opgaat als je hem gebruikt)
kennis kun je opslaan en kennis groeit
In Japan wordt anders over kennis gedacht dan in Nederland. Daar is kennis ontastbaar, een gevoel, een gedachte. Je kan er woorden aan geven zoals gevoelens en gedachten. Kennis moet je koesteren en water geven zodat het kan groeien. Zij hebben als gevolg hiervan ook andere manier van kijken naar kennismanagement.
Opdracht 1: welke problemen doen zich binnen het onderwijs van jouw instelling voor op het gebied van kennis? Doe hierbij alsof kennis is als water? Welke oplossingen dienen zich aan?
Uit de zaal komen antwoorden als: vervuiling, niet zo lekker als bier, verdrinken, inbedden, wat is de bron, hoe kun je het vasthouden, kwaliteit, overvloed, bevriezen, schaars, wegsijpelen
Vervolgens komen de oplossingen uit de zaal: leren zwemmen, Willem Alexander, zuiveringsinstallatie, bruggen bouwen, in flessen stoppen – bottelen, energie opwekken / nieuwe ideeën genereren, innovatie, doseren.
Wat we net hebben gedaan is het souce domain (water) combineren met het target domain (kennis).
Wat betekent het in het onderwijs als we zeggen we moeten ze leren zwemmen? Dit betekent informatievaardigheden aanbieden en studenten leren om te denken en te studeren. En wat betekent elektriciteit opwekken? Kennis wekt iets op, innovatie, toepassen en met een bestaande bron iets nieuws creëren.
Opdracht 2: wat zijn de problemen met kennis in het onderwijs als we doen alsof kennis liefde is?
Antwoorden uit de zaal: ongrijpbaar, geen passie, verstandshuwelijk, vreemdgaan, ultieme doel maar tegelijkertijd wil je het beheersen, verwachtingen, moet van twee kanten komen, het klikt niet, verleiden, verslavend, voorspel, jaloezie.
Opvallend is dat het ineens gaat over twee mensen. Dit komt omdat in liefde gevoel zit en omdat de ander nodig is om tot een oplossing te komen. Water is als begrip tastbaarder dan het begrip liefde dat meer abstract is.
De oplossingen uit de zaal: datingsite, speeddaten, relatietherapeut, samenspel, contract/afspraak, luisteren, moet relatie zijn voordat er liefde kan zijn, niet toetsen maar vieren (celebrate).
Vanwege de tijd werd deze workshop voor mij abrupt beëindigd en heb ik de conclusie niet meegekregen, maar leuk was het wel.
Willem Jan Renger is helemaal overdonderd door de hoeveelheid mensen in de zaal. Het is inmiddels half zes en toch zit de zaal vol. En dat is niet voor niets. Renger is een enthousiast spreker en zijn presentatie is verfrissend en uitdagend. En daar komen mensen graag naar luisteren, zelfs zo laat op de dag.
De eerste vraag die Renger stelt is: hoe ontwerp je onderwijs voor jongeren die specifieke vaardigheden ontwikkelen in de eigen tijd.
Hij gaat niet al te diep in op wat er nu met die jongeren aan de hand is. De een zegt dat ze Einstein zijn, de andere zegt dat ze niet kunnen rekenen en het debat zit er ergens tussen in volgens Renger. Maar duidelijk is dat je de boot mist als je niet meedoet met internet, games, second life of web 2.0. Tenminste dat wil men ons doen geloven.
Maar wat is er dan precies aan de hand? Renger geeft als voorbeeld het concert van de Stones uit 1964. Citaten uit krant van die tijd kunnen toegepast worden op het heden. Alles is gevaarlijk (pas op, kijk uit!) of het wordt veel te rooskleurig voorgesteld. De jongerencultuur en de gamecultuur hebben zich onderwater voltrokken en dat hebben wij even gemist. Pas sinds een aantal jaren is het mainstream geworden. De publieke bewustwording loopt erg achter bij wat er zich heeft voltrokken.
Wij (de mensen in de zaal) zijn opgegroeid met leanback media, de media werd je aangeboden op bijvoorbeeld televisie, radio en in het theater/museum. Met de komst van computers, internet en games wordt media een lean forward media. Je moet iets doen om bijvoorbeeld een game te spelen, zo ontstaat er een pro-actieve houding ten opzichte van games.
Renger verzet zich tegen generatie-aanduidingen. Het is, volgens hem, een voortgaande beweging die een kritiek punt heeft bereikt en waar traditionele methoden niet langer werken. De geijkte trainings- en overdrachtsmethoden beginnen barsten te vertonen. De nood is groter dan ooit. Inspiratiebronnen voor Renger zijn Jenkings en Gee. Jenkins, die spreekt over vaardigheden die jongeren nodig hebben. Het onderwijs moet jongeren die vaardigheden aanleren. Want wie heeft de jongeren googlen geleerd? Niemand! Het onderwijs heeft het gewoon laten liggen en dus worden de jongeren autodidact en op dat moment zegt het onderwijs, we hebben het ook niet goed aangeleerd. Het onderwijs heeft een gidsfunctie waarmee zij jongeren dingen aan kan leren. Renger ziet een overgangsfase waarin we zitten, van oude naar nieuwe media en van oude naar nieuwe geletterdheid.
Jenkins schrijft in een whitepaper over de vaardigheden die jongeren nodig hebben:
play
negotiation
networking
performance (spelen met identiteit)
simulation
appropriation (noemen wij knip- en plakcultuur)
multitasking
distributed cognition
judgement
collective intelligence
transmedia navigation
Confronting the challenges of participatory culture (Jenkins). Dus het vermogen om informatie af te tappen van verschillende kanalen. Renger geeft als voorbeeld Pokemon. Pokemon is voor een deel een game, voor een deel televisie en voor een deel speelt dit zich af op het schoolplein met het ruilen van kaartjes.
Maar wat moeten we doen om plank raak te staan, want we slaan hem nog te vaak mis binnen het Nederlandse onderwijs. Renger denkt aan een game mindset, of een lean forward mindset of een internet mindset. Oftewel het op een andere manier bedienen van de studenten. Renger meent dat niet alles wat we deden is fout maar we moeten reframen of herorienteren.
Het onderwijs wil onder andere beoordelen, monitoren, bewijs, vragen, feedback en een platform (hard values). Terwijl studenten het tegenovergestelde wil. Studenten willen onder andere erkenning, bevestiging, aanzien, status, delen en oplossen (soft values). Binnen de HKU op de faculteit waar Renger werkt zoeken zij naar manieren om de studenten meer aan te spreken, met een gaming mindset in gedachten. Studenten leren van de dingen die zij niet zien. Communities zijn belangrijk. Maar ook authenticiteit. Renger geeft toe dat nog niet alles doordacht is en dat zij vaak dingen maar gewoon proberen. Het is dus nog te vroeg om met een doos vol oplossingen te komen waar anderen iets mee kunnen. Maar dat geeft niet, voor de HKU werkt het en dat is het belangrijkste.
Joeri van den Steenhoven gaf ons een kijkje in de keuken van Kennisland door te spreken over de projecten die zij momenteel uitvoeren. Kennisland wil Nederland slimmer maken omdat ze bij Kennisland geloven dat het nodig is en omdat zij denken dat het kan.
Hierna ging hij in op open content. Open content kan gebruikt en gemaakt worden door allerlei verschillende partijen en individuen. Dit betekent dat er nieuwe spelers meedoen die gebruik maken van de nieuwe technologie die momenteel beschikbaar is via het web. Van den Steenhoven noemt de Digitale Stad Facebook avant la lettre. Dus eigenlijk was de Digitale Stad de eerste social networking site.
Degenen die de veranderingen als eerste doorhadden waren de individuen. Het web wordt ons externe brein, met wikipedia als mooiste voorbeeld. Met deze nieuwe mogelijkheden en open content zie je ook het mediagebruik onder jongeren veranderen. Er wordt meer gebruik gemaakt van internet dan dat er televisie wordt gekeken. Het dataverkeer van en naar consumenten is tegenwoordig groter dan het dataverkeer van bedrijven en dat is bijzonder te noemen.
Maar wat betekent dit nu?
Er is een enorme stroom aan informatie, misschien zelfs wel een overload. Een van de uitdagingen is hoe je dat moet filteren. Hier ligt een nieuwe taak voor individuen en organisatie die op gaan staan en die op een of andere manier gaan filteren.
Find it, rip it, mix it, share it!
Er bestaan drie soorten domeinen: het publieke domein, het commerciële domein en het maatschappelijke domein. Alledrie met eigen media zoals het web bij het derde domein hoort. Op dit web komen wij op massaal niveau met elkaar in gesprek. We willen gehoord worden en op fora worden levendige discussies gevoerd. Deze fora hebben geen winstoogmerk en consumenten gebruiken ze om onder andere over content te praten. Maar content betekent pas iets als het binnen context wordt geplaatst en hier ligt een rol voor het onderwijs. Dit nieuwe kennisdomein dat ontstaat is uitermate geschikt om als onderwijs in te duiken. Het onderwijs kan vragen stellen over kwaliteit en betrouwbare informatie beschikbaar stellen. Daarnaast zijn netwerken het organisatiemiddel van deze tijd. Het onderwijs moet hier dus iets mee doen.
Een van de projecten van Kennisland is digitale pioniers. Dit project is ontstaan om:
financiële en organisatorische ondersteuning te geven aan innovatieve internetinitiatieven van kleinschalige maatschappelijke organisaties.
Dit project is opgezet omdat Kennisland meent dat vernieuwing komt van individuen of kleine groepen en niet van bedrijven. Deze groepen of individuen hebben vaak weinig geld nodig om idee uit te werken. Met ongeveer 25.000 euro ondersteunt Kennisland dit soort initiatieven. Kennisland is nu aan het onderzoeken of zij dit project kunnen overbrengen naar het onderwijs. Docenten kunnen dan als individu of in een kleine groep ideeen inbrengen en uitvoeren. Begin volgend jaar zal een pilot gestart worden en daarna zal worden omgeschaald. Maar eigenlijk bestaat zo’n initiatief in Nederland al, Grassroots genaamd.
Een ander project waar van den Steenhoven over spreekt is beelden voor de toekomst, een groot digitaliseringsproject om het nationale beeldgeheugen van Nederland te ontsluiten. Kennis van professionals en kennis van consumenten wordt gecombineerd. Flickr the Commens en de beelden van het Nationaal Archief zijn succesvol, met al 300.000 bezoekers in een de eerste week.
De presentatie van van den Steenhoven staat al online bij Slideshare en dus plaats ik hem ook maar even hier.