Vanmiddag was ik met een aantal collega’s aanwezig bij de workshop voor samenwerkende onderzoekers die georganiseerd werd door SURFacademy. Er waren ongeveer 30 mensen in de zaal, een groot aantal van SURF Foundation en SURFnet, maar ook van verschillende universiteiten en hogescholen. Tijdens de middag werd gesproken over de mogelijkheden van een virtuele samenwerkingsomgeving die onderzoekers ondersteunen tijdens het onderzoeksproces.
Het programma was als volgt:
Programma
13:00 – 13:20 Welkom door Dagvoorzitter (Roel Rexwinkel)
13:20 – 13:40 Ervaringen, Resultaten en Plannen rondom Collaboratories binnen SURFshare (SURFfoundation)
13:40 – 14:00 De ontwikkeling van een Infrastructuur voor Online Multimediale Samenwerking (SURFnet)
14:15 – 15:15 Resultaten Marktverkenningen ‘Collaboration Infrastructure’ met aansluitend discussie
15:15 – 16:15 Resultaten SURFshare Tenders en Vervolgactiviteiten
Roel Rexwinkel opende de middag en gaf wat achtergrondinformatie, zoals de website van de e-infrastructure reflection group en het boek Microsoft Research: the Fourth Paradigm: data-intensive scientific discovery.
Hierna gaf hij het woord aan John Doove van SURF Foundation die iets vertelde over het project SURFshare. SURF Share is in het leven geroepen om met behulp van ICT middelen het delen van wetenschappelijke kennis te bevorderen. In vier jaar (2007-2011) worden collaboratories opgezet, publicaties verrijkt, toegankelijkheid van de onderzoeksdata vergoot en de infrastructuur verbeterd. In 2007 wordt de eerste ronde voor tenders uitgeschreven die in 2008 worden uitgevoerd. Hier stond de vraag: wat is een collaboratory en wat kun je ermee? centraal. Vier projecten vielen binnen deze tender:
- Universiteit van Amsterdam: testweeklab (op basis van Sakai en Fedora)
- Universiteit Utrecht: Evidence based critical reviews (op basis van Sharepoint)
- Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Maastricht, KNAW: Virtual Knowledge Studio (op basis van Surfgroepen)
- Hublab (op basis van Liferay)
De conclusies die getrokken zijn naar aanleiding van deze tenders is dat 6 maanden te kort is om een omgeving te ontwikkelen en om gebruikersdata te verzamelen. De technische implementaties hebben veel langer geduurd dan gedacht.
In de 2e ronde tenders stond de gebruiker centraal. Deze tenders zijn in 2009 uitgevoerd.
Naar aanleiding van de tenders zijn filmpjes gemaakt. Een ervan werd getoond.
Meer informatie en rapporten zijn hier te vinden.
Paul van Dijk vertelde vervolgens iets over de ontwikkeling van een Infrastructuur voor Online Multimediale Samenwerking. Met name de SURF federatie en Open Social werd uitgebreid behandeld.
Gera Pronk liet ons kennis maken met de markt en vertelde over COIN.
SURFnet zet een volgende stap met het innovatieve project Collaboration Infrastructure (COIN). In COIN ontwikkelt SURFnet in samenwerking met het hoger onderwijs en onderzoek, een op open standaarden gebaseerde infrastructuur, waarmee online applicaties en systemen onderling informatie kunnen uitwisselen. Dit maakt flexibele online samenwerking op maat mogelijk.
Het onderzoek dat zij hebben uitgevoerd heeft bestaan uit deskresearch, gebruikersonderzoek, use cases en een onderzoek dat Alares heeft gedaan. Het blijkt dat onderzoekers weinig samenwerken in online samenwerkingsomgevingen. Het is moeilijk om een goed beeld te krijgen van wat onderzoekers precies voor systemen gebruiken, als zij al iets nodig hebben zoeken zij ad hoc een oplossing of vragen collega’s en ontwikkelen ook veel zelf. Gera liet ons nog een aantal vragen beantwoorden door middel van stemkastjes. Nu kon zij niet met zekerheid zeggen of er iets met deze input zou worden gedaan aangezien de aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek al aan de stuurgroep was gepresenteerd. Maar toch was het goed om te zien dat de deelnemers in de zaal eenzelfde beeld hadden bij wat belangrijk is om te onderzoeken en wat niet.
Sabita Behari is een jong talent dat op verschillende afdelingen bij SURFnet. Zij deed een marktverkenning onder instellingen voor COIN. Haar conclusie was dat er vaak wel portals zijn voor medewerkers en studenten, maar niet voor onderzoekers. Hierna ontstond er discussie, want zijn onderzoekers niet gewoon medewerkers? Waarom hebben zij andere portals nodig? En nog een conclusie was dat er behoefte is aan een landelijke COIN. Naar mijn idee ging zij een beetje te kort door de bocht en volgens mij was ik niet de enige die dit dacht.
Paul van Dijk kwam terug om het perspectief vanuit de marktpartijen te laten zien. Het delen van bestanden en versiebeheer is het belangrijkste. Hij liet een mindmap zien van mindmaster die zeker de moeite waard is om nog eens aandachtig te bekijken. Voor zijn onderzoek deed hij deskresearch en selecteerde op basis van criteria een lijst van 6 systemen. Aan deze partijen werd het project COIN uitgelegd en werd met hen gezocht naar een business case. Live@edu en GoogleApps vielen op dit moment af. Wel doorgingen zijn: Alfresco, Liferay, Sakai, Acrobat, Knowledge Tree en Emc2. Op papier zijn de eerste twee het beste en dus wordt met hen de business case opgezet. Momenteel is het onduidelijk of zij deze systemen gratis kunnen aanbieden voor onderzoek dat organisatie-overstijgend wordt uitgevoerd.
John Doove kwam ook nog even terug om iets te zeggen over de starterskit die wordt gemaakt voor organisaties die willen beginnen met collaboratories. Het onderzoek van Lilian van der Vaart werd nog even aangehaald. En Peter Verhaar van de Universiteit van Leiden sloot de dag af. Hij liet twee systemen zien: Research Information Centre (RIC) van Microsoft en e-SciDoc van Fiz Karlsruhe en Max Planck Instituten.
Het onderzoek van Tales of the Revolt werd uitgevoerd met RIC dat een aanvulling is op Sharepoint 2007. De aanvulling is gericht op het onderzoeksproces. RIC is ontwikkeld door Microsoft samen met de British Library.
Voordelen van dit systeem is dat het gekoppeld kan worden met externe databases, er wordt gewerkt aan OAI-ORE en dat metadatarecords automatisch worden aangemaakt.
Nadelen zijn dat het een systeem in ontwikkeling is en dat er dus hardnekkige bugs zijn, ook verliep de installatie niet vlekkeloos, dat er gebrekkige documentatie is en dat het verkeer naar RIC niet via SSL wordt versleuteld. Deze nadelen waren te groot om het product aan te bieden aan onderzoekers en dus is het niet in productie genomen.
E-SciDoc is in 2004 gestart en is een open source applicatie. Ook dit systeem biedt ondersteuning voor het gehele onderzoeksproces. De opslag van wetenschappelijke data vindt plaats in repositories. Ook andere data van onderzoekers kan via dit systeem opgeslagen en beheerd worden. Maar vragen als is het schaalbaar, wat moet er lokaal allemaal nog ontwikkeld worden, documentatie is te technisch waren voldoende om ook hier niet mee verder te gaan.
De laatste presentatie was naar mijn idee het meest interessant, hier leer je duidelijk van anderen en wat zij al hebben onderzocht. Ik had graag veel meer voorbeelden in de praktijk gezien. Ook heb ik mij op een aantal momenten afgevraagd waar is de bibliotheek. Het leek soms alsof Surfnet de rol van de bibliotheek wil overnemen in de beschikking stellen van systemen voor de opslag en het beheer van onderzoeksdata. Ik denk dat zij samen met de bibliotheken veel krachtiger kunnen opereren. Bij de bibliotheken zit tenslotte de kennis van opslag en beheer van data. Toch heb ik veel geleerd en nieuwe dingen gezien, het was dus een zeer de moeite waard. Nu met mijn collega’s nog even napraten over hoe wij hiermee verder willen. En vooral onderzoeken wat onze onderzoekers willen.